Waarom ik mijn vrienden niet opeet

Het is de titel van een boek die mijn aandacht ving en mij lichtelijk uit evenwicht bracht, die middag toen ik rondneusde in mijn boekhandel. Het bleek een pleidooi te zijn voor mens, dier en aarde van de Franse wetenschapper en Tibetaanse monnik Matthieu Ricard. Als zoon van een filosoof en een kunstenares studeerde hij biologie, maar hij vertrok vrij snel naar de Himalaya. Hij woont in Nepal en werd student van Dilgo Khyentse Rinpoche tot diens dood in 1991. Hij is de vertaler van de dalai lama, die hij vaak vergezelt op zijn reizen.
Omdat er elk jaar 60 miljard landdieren en 1000 miljard zeedieren voor menselijke consumptie gedood worden, is zijn boek een roep om meer menselijkheid en mededogen voor onze dierenvrienden. Hij ontrafelt nauwgezet waarom de meeste mensen vlees blijven eten, terwijl het intussen wetenschappelijk vast staat dat industriële vleesproductie bijzonder schadelijk is voor het milieu, de aarde uitput, de armoede in stand houdt en niet respectvol is naar het lijden van dieren die het nooit hebben gewild om in vreselijke omstandigheden te worden opgehokt en geslacht.
Hij noemt het morele schizofrenie omdat we heel goed voor onze huisdieren zorgen, maar ondertussen onze vork in varkens prikken die bij miljoenen tegelijk naar het slachthuis zijn gestuurd, terwijl ze even bewust, intelligent en gevoelig zijn voor pijn als onze honden en katten!

Cognitieve dissonantie
Ik kan niet zeggen dat ik een grote dierenvriend ben, maar het wereldwijde dierenleed raakt me meer en meer en het zorgt ervoor dat ik nu, na een proces van enkele twijfeljaren waarbij ik nog sporadisch vlees at, geen vlees meer in mijn mond verdraag. Ik kan de weeë geur van slagerijen niet meer verdragen omdat het voor mij helder is dat daar lijken in de toonbank liggen, hoe goed vermalen, versneden en gepresenteerd ook. Lijken worden meestal geassocieerd met mensen en dat we dierenlijken eten is geen prettige gedachte. Ricard legt uit dat we dan ook meesters zijn in eufemistisch taalgebruik en het ontkennen van de werkelijkheid. Het vriendelijke ‘haasje’ of ‘sudderlapje’ doet ons vergeten dat we een stuk dood dier eten. Hij noemt het cognitieve dissonantie: ons vermogen om onze morele normen selectief te activeren en op non-actief te stellen. We sluiten de ogen voor wat in slachthuizen en industriële veebedrijven gebeurt en vinden vlees eten alleen maar lekker. We erkennen de massamoord op dieren niet.

Van Franciscus van Assisi tot Tolstoi
Interessant aan dit boek is dat hij doorheen de geschiedenis wandelt en filosofen, spirituele leraren en kunstenaars citeert om zicht te krijgen op onze relatie met dieren en het al of niet eten van vlees.
Christenen beschouwden dieren van mindere orde, al was Franciscus van Assisi een uitzondering. Maar ook Tibetanen zijn zot van vlees, al keuren veel Tibetaanse leraren vlees eten af. De eindeloze steppen op hun hoogvlaktes tellen grote kudden yaks, geiten en schapen en er groeit weinig eetbare
vegetatie. Chinese en Vietnamese boeddhisten zijn wel strikt vegetarisch en in Bhutan zijn jagen en vissen in het hele land verboden.
Over Tolstoi en zijn familie, die strikt vegetarisch waren, vertelt hij een pittige anekdote. Een tante die uitgenodigd was voor de lunch stond er op wél vlees te eten. Toen ze aan tafel ging zitten vond ze een levende kip, vastgebonden aan haar stoel, en naast haar bord lag een scherp mes!
Het zou de meeste mensen tegenstaan iedere dag eigenhandig een dier de keel door te snijden, maar we zijn wel bereid goedkeuring te geven aan de dood van dieren, aan de mishandelingen die ze ondergaan en aan de ecologische rampen die door de intensieve veehouderij en de visvangst worden veroorzaakt, voor zover ‘iedereen eraan meedoet’, lees ik in het boek.

Gewoonte en suprematie
Het is mijn overtuiging dat vlees eten op termijn even verschrikkelijk zal bevonden worden als
slavenhandel. Het vergt wel moed om dingen die gewoon en gebruikelijk zijn te doorbreken en aan te klagen. Het gebeurt nog dat ik als enige vegetariër in een gezelschap zit en de verbaasde, al dan niet ironische blikken moet trotseren. Het verbaast mij hoe gemakkelijk dieren worden gezien als minderwaardige wezens: de andere soort zonder bewustzijn, l’autre waarvan we afgesneden zijn. De boeken van Frans de Waal leren ons nochtans dat dieren gevoel voor rechtvaardigheid hebben, emoties tonen, intelligent, zorgzaam en sociaal zijn. Ook Jane Goodall deed jaren voordien al opzienbarend onderzoek naar de intellectuele en empathische kwaliteiten van apen. Het menselijke superioriteitsgevoel is op niets gebaseerd.
Ricard herinnert ons eraan dat we sinds Darwin weten dat het verschil tussen mens en dier slechts een kwestie is van gradatie en diversiteit, en niet een wezenlijk verschil. In zijn dagboek schreef hij: ‘In zijn arrogantie denkt de mens dat hij een grootse schepping is, het werk van een God waardig. Het is bescheidener, en naar mijn mening meer in overeenstemming met de waarheid, hem te zien als een schepping vanuit het dierenrijk.’
We hoeven dieren niet te vermenselijken en ons niet alleen maar met dieren bezig te houden. Het gaat erover onze goede wil naar mens én dier uit te breiden. We delen met dieren hetzelfde leven en hetzelfde vermogen tot lijden.
Het boek levert grondige en vaak confronterende wetenschappelijke argumentatie om te stoppen met het eten van vlees. Al betwijfel ik of rationele argumenten volstaan om gedrag en gewoontes te wijzigen. Ik herinner mij dat macrobioten al in de jaren zeventig opperden dat melk bedoeld is voor kalfjes en niet voor mensen. Dat klopt als een bus, maar toch blijven artsen hameren op het drinken van melk, terwijl twee derde van de wereldbevolking lactose-intolerant is en er voldoende alternatieven zijn voor de opname van calcium.
Ik ben geen veganist, ik hou van lekker eten en gun me wel wat gastronomisch genot. Maar het lijkt mij alsmaar logischer om dierlijke producten te mijden voor consumptie. Het zet mij aan om lekkere alternatieven te zoeken voor zuivel. Het wennen aan nieuwe producten en smaken moet vlotter gaan bij de overtuiging dat ze eerlijker, deugd- en duurzamer zijn. En dat het onethisch en spiritueel gezien zelfs baldadig en liefdeloos is om dieren te doden of gevangen te zetten om ons te voeden of van melk te voorzien.

Vlees eten vernietigt het grote mededogen
Volgens de boeddhisten is de ‘boeddhanatuur’ in ieder levend wezen aanwezig. Ook Zijnsoriëntatie draagt zijn werk op aan het welzijn van alle levende wezens. Het verlangen naar integratie die nu aan de orde is, heeft volgens mij ook te maken met het durven loslaten van het menselijke ras als onderzoeksobject (hoewel nooit af en altijd boeiend) en holistisch leren resoneren met àlles uit onze omgeving: dieren, planten, klimaat, aarde. Vanuit de verlichte view, die alles insluit en niets buiten houdt, is dit al zo. Alleen vergt het taal, aandacht en actie om verder te kijken dan het welzijn van onze eigen soort. De aarde is doodmoe en we dreigen als soort uit te sterven…
Bij Ricard mis ik een heldere, spirituele visie. Het is meer het boek van de wetenschapper / onderzoeker dan van de spirituele leraar. Al is het heel lovenswaardig hoe hij zijn medemensen ervan probeert te overtuigen dat we ons niet aan gezonde morele waarden houden zolang we het grootste deel van de voelende wezens op aarde buiten onze ethiek houden. Moeten we niet dromen van een ethiek als zijnswijze, verrijkt met liefde en mededogen?
Matthieu Ricard droomt alvast van een Universele Verklaring van de Rechten van Levende Wezens
met als voornaamste artikel: ‘Ieder levend wezen heeft het recht te leven zonder slachtoffer te worden van lijden dat hem door anderen wordt aangedaan.’
Mijn provincie telt meer varkens dan mensen en toch worden nog vergunningen verleend voor
uitbreiding van varkensbedrijven. Het maakt me triest en ongeduldig. Boeddha had gelijk: vlees eten vernietigt het grote mededogen.

Waardering voor het web van leven
Het is zeker zo dat mijn trainingen in de School voor Zijnsoriëntatie mij weker en gevoeliger hebben gemaakt voor wat in de wereld gaande is aan lijden en onrechtvaardigheid. De spirituele beoefening van het openen naar het ruimere sop van Zijn heeft me niet alleen minder bezorgd en egocentrisch gemaakt, ik ga ook helder zien hoe afhankelijk we zijn: van licht, zuurstof, planten, dieren, zon en maan, van duizenden dingen en mensen. We leven in een constante fijnmazige uitwisselingsstroom. Dat ontzagwekkende web van leven met zijn fijne bedrading heeft me doen inzien dat het niet oké is om onze dierenvrienden te blijven consumeren voor ons genot. Het is een vorm van gebrek aan sensibiliteit, respect en medeleven met het welzijn en de uniciteit van onze soortgenoten.
Ieder van ons heeft de verpletterende verantwoordelijkheid om zorgzaamheid te beoefenen voor al wat leeft. We zijn een schakel in het web van leven en wat we doen en zeggen siddert door op een manier die we met onze mentale vermogens niet kunnen vatten. We zijn geen eilanden, alles is een gebaar in relatie. Al heeft het me jaren ‘werk’ gekost om te beseffen dat wie en hoe ik ben, wat ik zeg of doe, er toe doet en invloed heeft op mijn omgeving. Dat ik nooit niet in verbinding kan zijn. Dat geldt voor iedereen. Het is onze burgerplicht om zoveel als mogelijk het goede te doen. Alleen als veel mensen hiervan doordrongen zijn en de ander aansteken, kan de wereld beter en de aarde leefbaarder worden.
Nu leg ik een zwaar accent op ‘doen’ en hiermee ben ik een kind van onze oplossingsgerichte, naar buiten gerichte doe-cultuur. Maar het gaat er meer over het goede te belichamen en te ‘zijn’, zodat de voorraden liefde in onszelf en de ander vergroten. Dan worden onze daden liefde in actie, zoals Hans Knibbe het mooi verwoordt. Dan wordt het verlicht burgerschap.
Het gaat erom onze pijlen die we richten naar de maatschappij naar onszelf om te draaien en te beginnen met de eigen innerlijke huishouding. Onze woede, frustratie en angst te verkennen en ermee op ons gemak te geraken. Laten we mediteren en het stil, roerloos stil maken, zodat onze liefde, betrokkenheid en compassie zwellen in elke cel van ons lichaam.
Dan wordt het zo klaar als een klontje: geen enkel dier op aarde hoort thuis in je braadpan!

Ricard M., Waarom ik mijn vrienden niet opeet, Uitgeverij Ten Have, 2014.

Leave a Comment





This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.