Onbezorgd en nieuwsgierig

Zo typeerde de pastoor Jan Hoet op diens begrafenis in Gent, een week geleden. Die woorden bleven althans haken bij mij. Ik denk dat het heel belangrijk is om onbezorgd en nieuwsgierig te kunnen zijn. Overal zie ik zoveel bezorgdheid die onnodig doet lijden – bezorgdheid over hoe je bent, hoe de ander jou vindt, over wat je kan en niet kan. Het mooie van nieuwsgierigheid is dat het verwijst naar een open, niet-ingevulde blik, naar verwondering. De blik die ruimte geeft en los is van elke regel of conventie.

Misschien is het dat wat deze bevlogen man zo typeerde: onbevreesd stapte hij de wereld in, ging confrontaties aan, ontdekte kunstenaars, zocht de hitte van de wrijving en leerde zijn volk naar kunst kijken. Hij stak boven het korenveld uit en genoot daar ook van. In die zin was hij redelijk on-Vlaams en leek hij eerder op een latino lover: breedsprakerig en passioneel, wild gesticulerend, ijdel, slim, vrij en gretig.

Hij wou veel volk op zijn begrafenis, vriend en vijand waren welkom. Ik ben geen van beide, maar altijd op zoek naar inspirerende momenten. Hoe doe je dat, waardig afscheid nemen van iemand? Iets dichterbij: hoe neem je afscheid van iemand waarmee je het moeilijk hebt gehad en die je het leven schonk, bijvoorbeeld?

“Thanks God, what a gift!” zei de zwarte kunstenaar David Hammons (USA) bij wijze van eerbetoon.

Zelf was ik één van de velen die door zijn project “Chambres d’Amis” (1986) geïntroduceerd werd in de hedendaagse kunst. En sindsdien heeft het me nooit meer echt losgelaten. Hoet zei ooit dat hij niet wist wat kunst was, dat hij alleen maar een ticket voor een ontdekkingsreis kon aanbieden. Dat is mooi en zo heeft het voor mij gewerkt. Dat zet je op je eigen benen. Ik liet me meevoeren doorheen een wereld van nieuwe vormen, uniek gesponnen getuigenissen of verwijzingen naar oude meesters en wereldgebeurtenissen. Ik liet me raken door ongekende schoonheid of ontzetting. Maar bovenal blijft kunst me inspireren. Het haalt me uit mijn comfortzone en opent mijn blik.

Een heilige was hij niet, merkte de pastoor fijntjes op. Hij schoffeerde wel eens iemand en hij hield van vrouwen. En dan werd even tijd genomen voor vergeving…

Dat Jan Hoet ervoor koos om begraven te worden in een kerk (niet de majestueuze Sint-Baafskathedraal, maar zijn eigen parochiekerk) maakte nogal wat tongen los. Volgens de krant De Morgen had het te maken met de lelijke en ongeïnspireerde architectuur van de crematoria. Dat is maar een deel van het verhaal. Jan was gelovig, spiritueel en hield van het ritueel. Sommige media en kunstenaars hadden het er moeilijk mee.

In het tijdschrift Tertio (2011) zegt Hoet het zo: “Heel onze samenleving is doordrongen van het sacrale. Kunst en cultuur kunnen ons helpen dat in het alledaagse te ontdekken. We hebben nood aan een eigentijdse spiritualiteit en een eigentijdse beleving van religie, zonder voodoo of sekten. Dat blijft een delicate evenwichtsoefening.”

Pastoor en vriend Michel De Beer hield de toon van de mis opvallend licht en luchtig – hij kwam haast minzaam tegemoet aan het ongemak van de vele ‘papenvreters’ op dat moment. Het werd een echte viering. Er was veel dankbaarheid en warmte voelbaar voor de enthousiaste en optimistische mens die Hoet was geweest.

En toch is zo’n begrafenis een delicate evenwichtsoefening. Met alle aandacht die ik kon opbrengen, kon ik me niets voorstellen bij de parabel van de wonderbare broodvermenigvuldiging. De tekst zal ongetwijfeld goed zijn uitgezocht, maar ik heb er niets mee. Vroeger niet en nu ook niet. We zijn overgeleverd aan archaïsche gebedsvieringen als we niet op zoek gaan naar passende vormen, teksten en rituelen. Is het verlegenheid of angst voor de dood die ons daarvan weerhoudt?

Gelukkig is er de muziek. Haydn, Händel, Fauré en Arvo Pärt drukten uit wat mensen niet konden.
Sprakeloos zijn we als we iemand moeten laten gaan. Niet in staat om te zeggen dat we spijt hebben, dat we vergeven, dat we het niet begrijpen, dat we kwaad zijn, dat we alleen zijn, dat we dankbaar zijn of dat we voor altijd verbonden zijn in liefde. Behalve kleinkinderen dan. Fragiel en openhartig haalden ze bijzondere momenten aan met die gekke en wijze bompa die ze zullen missen. Of oude mensen.

De stokoude professor en schilder Marcel Maeyer – ooit leraar kunstgeschiedenis van Jan Hoet – ontsluierde een tipje van het sacrale in ons bestaan:
Kunst is Zijn. Maar Zijn wordt in onze wereld meestal verkeerd begrepen. Het is een mysterieuze kracht die veel groter is dan wij kunnen zien of begrijpen. Ik hoop dat het hier voelbaar is, in deze kerk en in verbondenheid met Jan Hoet

Het was voelbaar. In de roerloze stilte die viel toen de kist werd binnengebracht en het geroezemoes van een kleine duizend mensen week voor een ademloze wolk van groot respect en verbondenheid.
Ik dacht aan de lessenreeks ‘Met zicht op Zijn’ die ik ontwikkeld heb. Of ik staat zal zijn om zijnskwaliteiten als basale vriendelijkheid, roerloosheid, gemak en straling kenbaar te maken.
Mijn mentor Hans Knibbe stelt het zo: ‘In contact met Zijn ben je open en val je niet meer samen met je psychologische scripts, je voelt erbarmen met het lijden in de wereld, er is oneindige liefde voelbaar die zich naar alles uitrekt. Rustend in je non duale aard ben je bijzonder vrij en present’.

‘s Anderendaags bezoeken veel mensen in hun eentje het graf van Jan Hoet op de Campo Santo. De VRT is erbij en verbaast er zich over dat zoveel ‘gewone mensen’ een laatste groet brengen. ”t Was zo ne vriendelijke mens’ zegt een oude vrouw die wellicht nog nooit een werk van Broodthaers zag.
Jan Hoet straalde als een kachel. Stefan Hertmans gebruikte dit beeld om Gerard Mortier te herdenken – nog zo’n cultuuricoon – maar ik vind het beter passen bij Jan Hoet. Hij hield van het leven, van de mensen, van zichzelf, van de kunst. En met die liefde was hij niet zo zuinig.
Ook in zijn laatste zieke jaren bleef hij onbezorgd en nieuwsgierig. Alhoewel zijn lichamelijke leed niet gering was, wou hij ieder moment dat het leven hem gegeven was, meemaken. Tot hij met de glimlach voor altijd insliep.
Ongelofelijk hé, om het met zijn stopwoordje te zeggen.

Brugge, 12 maart 2014