levenskunst
Liefde
Ik kan niet beschrijven wat liefde is en daarin ben ik niet alleen. Schrijvers en musici zoeken al eeuwen naar de juiste woorden en tonen om kenbaar te maken wat slechts bij benadering kan worden vertolkt. Ik kan liefde niet begrijpen, ik kan het niet vatten, maar ik heb wel een intuïtie dat het groots en belangwekkend is. Soms word ik iets gewaar in mijn buik of in mijn hart, maar of dat liefde is? Het overstijgt zonder twijfel alledaagsheid en het smaakt naar geluk. Dat rationele hoofd speelt nauwelijks nog mee en dat is wennen. Liefde laat ons kantelen uit onze comfortzone en dumpt ons in een oeverloos bad zonder handgrepen of reddingsboei. Vandaar dat we er zo bang voor zijn. Liefde doet ons sidderen, smelten, gloeien en groeien. Vanuit ons kleine, onmachtige ik met dat bange hoofd staren we het ongelovig aan en houden we liever afstand. Het is nog niet zo eenvoudig om liefde te herkennen, toe te laten en te ontvangen. Het blijkt moeilijk te zijn om gewoon liefde te ‘zijn’.
Liefde is misschien wel een soort brug die de conventionele, dagelijkse blik verbindt met de zachte, onmetelijke en niet oordelende ruimte van Zijn. Zonder lasnaden weliswaar. Eenmaal de brug over blijkt de lijdende mens in staat te zijn te ontspannen in oeverloze stilte en heeft hij weet van de boeddha in hem, van het goddelijke. Het is de angstige mens die zijn rivier van eigenbelang laat overstromen in de immense oceaan van liefde. Het is de prutsende mens die erin slaagt zijn kleinheid te overstijgen, maar ook compassievol naar dat gepruts kan kijken en niets verwerpt.
I love rains which carry desires to oceans.1
Kleine en grote liefde
Vanuit het conventionele ‘kleine’ perspectief gaat liefde altijd over jou en mij. Je geeft het aan de ander en je wil vooral veel liefde terugkrijgen. La tendre guerre, zoals Jacques Brel het mooi zong. Een lieve, lastige oorlog, gebaseerd op verdedigen en verwerven. Niets mis mee, zo menselijk en er valt hier veel te leren. Maar het is beperkt en beperkend. Het is het duale perspectief van een zelf dat verdedigd dient te worden, van een ander die een bedreiging vormt of jou iets te bieden heeft. Hier worden schotten getrokken tussen jou en de ander en er moet zoveel. Die wereld en die ander zijn meestal te vrezen en angst, frustratie en eenzaamheid zijn altijd groter dan schoonheid, vrijheid en gemak. Vanuit het ruimere of spirituele perspectief is liefde absoluut en volkomen onschuldig. Die grote liefde is open, zuiver en compleet. Van iedereen en van niemand. Overal, in de hemel, op de aarde en alles daartussen. Het is absolute liefde die onvoorwaardelijk is, niet te vergroten of te verkleinen en niet afhankelijk van omstandigheden. Dat soort liefde gaat nooit over het individu, nooit over eigenbelang. Het gaat over een veld dat niet exclusief aan mensen is voorbehouden.
Beyond ideas of wrong-doing and right-doing,
there is a field.
I’ll meet you there.2
Relatieve en absolute liefde
John Welwood (VS, 1943-2019) heeft helder en gelaagd over liefde en liefdesverwondingen geschreven. In zijn boek Perfect Love, Imperfect Relationships (2006) verwijst hij naar de kleine en de grote liefde, die hij omschrijft als relatieve en absolute liefde. Hij was, net als Hans Knibbe, klinisch psycholoog en liet zijn therapeutische kennis inbedden in boeddhisme en oosterse, contemplatieve wijsheden. In 2003 was Welwood trouwens te gast in de school voor Zijnsoriëntatie.3 De vertaalde titel van zijn boek Liefde geven, liefde ontvangen verwijst eerder naar de duale, relatieve liefde. Over de absolute liefde schrijft hij dat ‘de warmte en openheid ervan de meest intieme geliefde is die altijd aanwezig is in ons en in wier armen we eindelijk kunnen loslaten.’ Dat we er blind voor zijn is ook waar en daarover schrijft hij: ‘Net als vissen het water om zich heen niet zien, zo slagen we er meestal niet in om de oceaan van liefde die ons omringt en draagt te herkennen. Al is liefde in en om ons heen, ze is zo delicaat en doorzichtig dat ze, net als water, vaak onzichtbaar lijkt. Dus hebben we ons hele leven geprobeerd om liefde te verkrijgen, zonder te beseffen dat grote liefde hier, vrij beschikbaar is.’
Most people live for love and admiration. But it is by love and admiration that we should live. (Oscar Wilde)
Ook Hans Knibbe maakt een onderscheid tussen relatieve liefde en absolute of non-duale liefde. Die tweede liefde krijgt een hoofdletter. Hij schrijft: “Liefde is de ruimte en de grondstof van ons Zijn. Zodra we ons op een eiland denken, zijn we ons daar niet langer van bewust. Maar het verliezen van het zicht op deze grondwerkelijkheid betekent niet dat Liefde zelf daarmee verdwenen is. Ze is alleen naar de achtergrond geduwd, uit beeld gezet, reflexmatig afgeweerd in onze verkrampte, defensieve eilandmodus. En vanuit deze achtergrond oefent ze haar zachte invloed op ons uit.”
Je kunt kiezen
Het goede nieuws is dat we als mens in staat zijn om die allesomvattende liefde naar de voorgrond te halen en ondertoon te laten zijn in ons leven. Als we, om te beginnen, de dichter in ons meer ruimte durven geven dan de wetenschapper; als we durven voelen en niet alleen willen be-grijpen. Ik ben een geluksvogel: op mijn pad van Zijnsoriëntatie heb ik dit geleerd en ik blijf het me elke dag herinneren. Voorbij alle ingenieuze lagen van verdediging die jaren van ontmanteling vergden, heb ik mijn geest, mijn hart en mijn lichaam leren openen, samen met anderen mijn pijn aangekeken en liefde toegelaten. Aanvankelijk mondjesmaat, maar er was tijd, geduld en zorgzaamheid. Dat heeft het wel nodig. It’s hard work… om zacht te worden en te ontspannen in een bad van liefde.
Filosofe en schrijfster Patricia de Martelaere omschreef in Wereldvreemdheid (2000) helder hoe die spirituele arbeid er voor haar uitziet: “De bevoorrechte positie van de mens ligt niet in het feit dat hij een centrum is noch in het feit dat hij een denkend bewustzijn heeft, maar in het feit dat hij, misschien als enige, zichzelf als centrum kan opheffen en zich, áls bewustzijn, opnieuw kan laten samenvallen met het bewustzijn waaruit alles ontspringt. Wat hij daartoe moet doen is niet denken – noch voelen, noch willen, noch enige andere specifieke activiteit van het bewustzijn – maar het bewustzijn aan zichzelf teruggeven door het leeg te maken van alle inhouden en het toe te laten zichzelf als zuiver bewustzijn te ervaren.”
Dat soort bewustzijn wat zij treffend omschrijft, noemt Knibbe eerder gewaarzijn of Zijn, omdat hier alle identiteit is opgelost en leegte of openheid de ondertoon van alles wordt. Er is alleen presentie, zonder inhoud of geschiedenis. Er is alleen stil kennen, conceptloos gewaarzijn. Die leegte is overigens niet nietsig of doods, maar is zwanger van mogelijkheden, potentie en veranderlijkheid. Gewaarzijn heeft een roerloze grondlaag, een leegte die de grondkwaliteit is van alles, maar het is ook een lucide ruimte waarin leegte zich vormt tot alle levendigheid, tot alle vormen en manifestaties.
Muzische liefde
Hier verbind ik gewaarzijn zelfs met het woord liefde, vanwege de niet te stoppen levenskracht, de gloed en de energie die – als je de warmtekraan opendraait – fysiek ervaren kunnen worden. Het waren trouwens de fysiek-energetische gewaarwordingen tijdens haar tai chi beoefening, die Patricia de Martelaere ertoe aanzetten om de oosterse filosofie te bestuderen. We onderschatten meestal hoezeer lichamelijk gevoel, energie en ervaring bepalend zijn in ons leven.
Welwood omschrijft volmaakte liefde als een combinatie van openheid en warmte. Hans Knibbe bedient zich van de heerlijke frase ‘muzisch minnend’ als een manier om de gevoelsrijkdom van Zijnskwaliteiten zoals warmte, welbevinden, nectar, lust en licht te exploreren. Zijn is liefde. Neen, grote liefde is niet abstract, niet droog en niet seksloos.
Dat kon ik ervaren tijdens een zomerretraite met Hans Knibbe, waarin het werken met de seksueel-kosmische energie de bindende factor was. Het is een begrip van Wilhelm Reich, vader van de bio-energetica. Hans Knibbe heeft altijd veel belang gehecht aan bewegende meditatie, lichaamswerk en het werken met energie. Tijdens de oefeningen ontdekte ik hoe en waar ik mezelf, op lichamelijk niveau, iedere keer weer vastzet en kon het ook telkens weer loslaten. Zulke meerdaagse trainingen slijten langzaam nieuwe gewoonten in je systeem en overschrijven zo oude, beklemmende patronen. Het waren allemaal andere lijven, andere verhalen en andere tics, maar voor vrijwel iedereen werkte het bevrijdend én verbindend. Ik heb me nooit zo fris en fruitig gevoeld. Mijn contacten met de medestudenten werden ongedwongen en nabij. Knibbe laat bovendien elke beoefening, zowel met de geest als met het lichaam, onvermoeibaar landen in de rimpelloze uitgestrektheid van Zijn. Het gaat immers niet over jouw bevrijding, het gaat over vrij, open en contactvol zijn met alles en iedereen om je heen. Je moet de vloer op en genieten van de dans van en met anderen!
Gelukkig zijn of vechten?
En na zo’n deugddoende retraite kom je thuis en bots je op een realiteit met te veel oorlog, te veel lijden en afleiding om vrij en liefdevol te blijven. Maar we kunnen niet ontkennen dat oorlog zich ook afspeelt in en rondom ons. Het is vaak makkelijker praten over verre oorlogen dan over nabije gevechten. Ik word uitgedaagd. Twee mensen in mijn naaste omgeving kunnen moeilijk verstoppen dat ze kwaad zijn op mij. Het wordt niet of nauwelijks benoemd, het speelt al jaren en toont zich af en toe in onverwachte, agressieve en gênante uithalen. Mijn eerste reactie is wegschrikken in verwarring en hopen dat het nooit meer gebeurt. Maar het blijft en het ziet er niet naar uit dat het vanzelf zal oplossen. Ik ben therapeut genoeg om te snappen dat ik trigger en schietschijf ben van teleurgestelde mensen met onverwerkt leed en onvervulde verlangens. En ja, ik onderzocht ook mijn aandeel en communiceerde vriendelijk maar beslist dat alles gezegd kon worden, maar dat agressie voor mij de grens is en dat ik dat niet wil. Maar woede is vaak instinctief, barst ongeremd open en komt pas in het bewustzijn als er bereidheid is om schadelijk gedrag en hete gevoelens te leren begrijpen. Dit niet willen zien en aangaan is de oorzaak van veel relationele pijn.
Kan ik liefde zijn, waar de wereld liefdeloos is?
Maar op een bepaald moment werd me duidelijk dat ook ik iets vermeed, namelijk dat het me erg raakte en dat ik er veel tijd en energie in stak om het te begrijpen en op te lossen. Door ruimte te maken voor de pijn die ik ervoer, voelde ik me zachter en werd me iets helder. De pijn van afwijzing die ik jarenlang onderging bij mijn harde, dominante moeder drong tot me door. De verschrikking van niet geliefd, niet bemind te zijn. De nieuwe afwijzing plukte de pijn van oude afwijzingen open. Wat ik snel detecteer bij cliënten, bleef enige tijd achter mijn eigen mistgordijn. Hoe goed getraind of hoe slim we ook zijn, we blijven meesters in het ontwijken van pijn. Eeuwig op zoek naar de goede moeder, naar de bevestiging van vader dat we ertoe doen. En daarvoor zijn we uitgerust met een complex wapenarsenaal en verholen verdedigingstechnieken.
Pijn is liefde
Het waar laten zijn van de pijnlijkheid van lastige relaties brengt al zo veel ontspanning. Het waar laten zijn dat ik uit een verbrokkelde familie kom en de rauwheid daarvan voelen, gaf mij zo veel rust. Je wapens neerleggen en voelen hoe zeer het doet is een groot ding. Dit heeft stilte nodig, stil verwijlen, erbij blijven. Plus een beslissing om een andere houding aan te nemen, om bekende inhouden los te laten. Dan kom je terecht in een open, zachtmoedig en compassievol veld waar alle pijn welkom is. In die rafelranden van liefde kan je zien hoezeer je naar liefde verlangt. Ik wil dat je van me houdt!
Psychiater en filosoof Damiaan Denys beweert dat we elke dag een uur in onze pijn moeten gaan zitten. Hoe waardevol ook, dat alleen voldoet niet. Gekwetste, gevoelige en onveilig gehechte mensen lijden aan chronische liefdesarmoede. Te weinig liefde gevoeld, te weinig vertrouwen dat je een beminnelijk mens bent. Ik zie rondom mij best wel tekenen van sympathie, warme vriendschap, zelfs bewondering en liefde naar mij toe, maar het echt geloven doe ik niet. Er is meer nodig. Het vraagt van ons, de gekwetsten, dat we diep leren rusten in ons bekken, stil zijn en uitademen, én dat we de liefdeslamp op ons laten schijnen. We moeten aan het infuus. Visualisaties van licht, warmte en waarachtige liefdesgestaltes zijn hierbij heel behulpzaam en leren ons wennen aan het nabije van liefde. Door het toelaten van die warme gloed leren we vertrouwen in liefde, in de ander, in het alles doordringende van liefde en dat we er zelf van gemaakt zijn.
Alleen door liefde wil de chronisch angstige psyche door haar oogharen heen kijken naar de mogelijkheid van liefdevol contact.4
Liefde en lijden zitten op dezelfde plek, zegt Hans Knibbe. Omdat er altijd pijn zal zijn, omdat we altijd zullen lijden als er geen gevoel van liefde is. Dat gevoel van onliefde is meestal afhankelijk van omstandigheden, van een ander die wel of niet bereid is liefde te geven. Als dit ons beeld is van de werkelijkheid, blijven we steken in kinderlijke, verkrampte afhankelijkheid. Dan heb ik het nodig om me te herinneren wat ik eerder schreef en altijd weer vergeet. Dat ik een prutsende mens ben die geleerd heeft haar kleinheid te overstijgen. Dat ik een angstig mens ben die haar rivier van eigenbelang kan laten stromen in de immense oceaan van liefde. En zien dat de rafelranden van liefde ook liefde zijn… Mijn prutsen wordt alsmaar lichter en vrolijker.
Voorbij de liefdesschrik
De agressie en mentale ontreddering in de wereld nemen toe. Ik kan alleen maar hopen dat we genoeg fysieke, mentale en spirituele ruimtes creëren waar mensen in contact komen met een compassievolle state of being om liefde te beoefenen; om weer in te schuiven in de liefdesstroom die er al is. In Zijnsruimtes waar plaats is voor rauwheid en verdriet, maar ook voor tederheid, wat Chögyam Trungpa omschreef als de soft spot. Een plek waar niet alleen je eigen pijn, maar ook de pijn van de ander en de wereld in beeld mogen komen. Liefde verbindt, maar lijden ook. En liefde vloeit altijd over. Ons gedoe en gezeur zijn als slikken en schorren: ze worden altijd weer ingenomen door het wassende water van liefde. Al vraagt het wel iets om niet te blijven hangen in schraalheid en droogte. Het rechten van de rug, het verzachten van de buik, het keren naar het licht, het stille en nutteloze verwijlen in liefdevolle ruimte: het is het eten en drinken van een gelukkig leven. Ik zou bijna heimwee krijgen naar een figuur als John Lennon en zijn liefdesuniversum met Yoko Ono:
It matters not who you love, where you love, why you love, when you love or how you love, it matters only that you love.
Moeten we geen liefdesbommetjes laten ontploffen in de wereld? Een liefdesrevolutie ontketenen?
Liefde? Ik kan niet beschrijven wat het is en toch ken ik het. Omdat er niets anders is en we ons er nooit aan kunnen onttrekken. Liefde zo wijs, dat ze weet dat we ons iedere keer weer afschermen voor haar licht. Maar liefde weet wel raad met onze liefdesschrik. Dan stuurt ze een bries die de huidharen rechtzet of deelt ze ontroering die het hart verzacht. Haar warmte ontspant onze spieren, haar stilte dimt alle gereutel. Het is geluk dat zuur toont dat zoet bestaat. Liefde maakt een zacht bed op waar onze pijn kan uitrusten. In een kamer met open raam waar je de vogels hoort.
Noot van de auteur
Dit artikel kwam tot stand op vraag van de redactie van het tijdschrift ZIJN om enkele passages rond het thema ‘liefde’ uit mijn boek Zijnsvergetelheid5 te reproduceren tot een artikel. Ik bekeek de tekst met ogen die drie jaar ouder zijn, onderzocht opnieuw en schreef verder. Het werd gepubliceerd in ZIJN 68, zomer 2024.
1 Etel Adnan, Syrisch-Amerikaanse dichteres, essayiste en beeldend kunstenares, 1925-2021.
2 Mohamed Jalal ad-Din Rumi (1207-1273), Perzisch filosoof, soefi en dichter.
3 Hij gaf er een lezing en in Amsterdam gaf hij een workshop. Een relaas daarvan kun je lezen in Cirkel 27 (nu ZIJN).
4 Hans Knibbe uit Zitten in Zijn, Asoka, 2020.
5 Trees Dewever, Zijnsvergetelheid, Elikser uitgeverij, 2022.
Marie
Een kort verhaal uit het boek ‘Zijnsvergetelheid’
Ze is een flinke tachtiger en nodigt me uit voor een aperitief. In het voorjaar verkaste ik een te groot geworden varen naar haar tuin en daar is ze nog altijd blij om. De plant gedijt op een grote, lommerrijke plek en is omringd door bloemige struiken. Ik zie een witte vlinder, de eerste dit jaar. Ik weet dat Marie non en psychiatrisch verpleegster is geweest in een groot, katholiek ziekenbastion. Op een bepaald moment heeft ze de poort definitief achter zich dichtgetrokken, een nieuw en vrij leven tegemoet.
Ze komt uit een warm nest met acht kinderen. Haar vader vertrok ooit als bouwkundig tekenaar met missionarissen naar Congo en bouwde er scholen. Langs moederskant waren er nauwe contacten geweest met adellijke families. Ze leerde op natuurlijke wijze schoonheid en hoffelijkheid inademen. Als kind werd ze tijdens de oorlog regelmatig door haar moeder op pad gestuurd om pakketjes met basisproducten af te geven bij arme gezinnen. Het was haar keuze geweest om religieuze te worden. Haar beminde vader was er een week ziek van toen ze intrad, maar hij respecteerde haar keuze.
Het is zomer 2021. Ik onderbreek haar omdat straks de stadsklokken zullen luiden om de getroffenen van de waterramp in Wallonië te herdenken. Of we dan samen enkele minuten kunnen mediteren? Ze is blij met mijn voorstel en dat verwondert me niet. Achter haar lichte blijheid schuilt een diepe ziel. Sirenes kondigen het klokkengeluid aan en we maken het stil. Een gemakkelijke stilte waarin we ons verbinden met het ongemak van zoveel leed.
Ze vertelt verder dat ze al na enkele jaren wist dat ze niet goed zat in dat strenge leven, waar ze dag en nacht, gratis en zonder statuut, zorg verleende aan psychiatrische patiënten. Maar ze wou het leren en volbrengen, ze wou een goede religieuze worden, ze wou het goede doen voor mensen. Een buitenbeentje was ze wel en ze revolteerde op zachte wijze. Van een non werd destijds verwacht dat ze op de knieën viel, telkens als een priester haar pad kruiste. Maar ze wist altijd te ontsnappen en vertikte het om te buigen. Ze voelde zich evenwaardig aan die mannen in hun zwarte soutanes.
Op een dag besloot ze om de statige, neogotische burcht te verlaten en een hele dag door te brengen in de stad. ’s Middags sloop ze terug naar binnen om te eten, want geld voor een maaltijd had ze niet. Ze stapte en stapte en bij elke stap werd haar duidelijk dat ze niet meer om zichzelf heen kon stappen. Toen ze haar revolutionaire escapade eerlijk opbiechtte aan een priester werd haar dat zeer kwalijk genomen. Ze had de regels overtreden. Maar ze kon haar verlangen naar vrijheid niet voor zichzelf houden. Ze wou voelen hoe ze echt Marie kon worden, ze verlangde naar zichzelf en vertrouwde dat gevoel. Na dertig jaar besloot ze dat ze daarvoor in de wereld moest zijn en verliet de instelling.
Ik wist al dat de schok van religieuzen die terug in de wereld stappen groot is. Omgaan met geld, winkelen, een verzekering of een huurcontract afsluiten: ze weten niet hoe het moet. Bovendien werd alle contact met haar vroegere medezusters, met wie ze zoveel had gedeeld, verboden. Ze werd lucht voor haar katholieke oversten. Het stemde haar bitter, maar ze zette door. ‘Ik heb wrok en woede gekend,’ zegt ze. Maar ze keek haar boosheid aan en besliste dat mededogen en liefde meer ruimte mochten innemen in haar hart. Ze werd liefdevol opgevangen door haar familie en ze kon logeren bij haar zus, maar ze zocht snel werk en een eigen stek. Na anderhalf jaar koos ze een florissante bloemenjurk uit om naar een familiefeest te gaan, al was het lang wennen om geen kapje meer te voelen op haar hoofd.
Ze is blij met haar leven nu en best trots. Eigenlijk had ze danseres willen worden of stewardess. Verkoopster in een stoffen- of bloemenwinkel leek haar ook wel wat. Ze beseft dat ze moedig is geweest en merkt op dat niet iedereen zo moedig kan zijn en dat we dat mensen niet kwalijk mogen nemen.
Als ik haar vraag of God of spiritualiteit nog een rol en betekenis heeft in haar leven, antwoordt ze spontaan: ‘Licht!’ Het is het mooiste wat er is, zegt ze met glans in de ogen. ‘Dat licht te voelen, dat licht te zijn. Ik wil klaar zijn om dat licht te ontvangen. Ik weet niet van wie of waarvoor, maar ik weet wel dat ik licht mag zijn en dat maakt me zo blij als een jong meisje.’
Ik ben verrast en ontroerd door haar oprechte onthulling en zie een verband met wat in het mahayana-boeddhisme het sambhogakaya-niveau van verlichting wordt genoemd: niet de grond van het onverstoorbare gewaarzijn, maar de stralende, lumineuze aspecten ervan. The enjoyment body, het sprankelende, joyeuze en gevende van verlichting wat me dierbaar is en dat zowel in het Tibetaanse boeddhisme als in Zijnsoriëntatie wordt beoefend en geëerd.
Marie is een contente vrouw. Dat zegt ze zelf en dat straalt ze uit: ‘Ik gebruik liever het woord content dan gelukkig, omdat geluk en verdriet zulke tijdelijke dingen zijn die afhankelijk zijn van bepaalde toestanden.’ Wat een natuurlijke wijsheid heeft die vrouw. Twee glazen witte wijn later staar ik wat over mijn eigen tuintje. Ik zie een witte vlinder dwarrelen over de hortensia’s, de
tweede dit jaar.
Je suis Marie
Oude, wijze vrouwen. Waarom klinken hun stemmen niet luider in deze wereld? Ze hebben de wereld geschraagd door ontelbare kleine en grote zorgtaken, vaak met weinig aanzien. Ze hebben pijn en woede herkauwd, in wel duizend magen van verdriet. Ze namen er de tijd voor, ze verspilden geen tijd aan proberen ‘iemand’ te zijn. Ze missen elke manifestatiedrang omdat het kleine zoveel vertrouwder is dan het grote. Een valkuil voor tal van vrouwen, vanwege de angst om zich te tonen, bang dat hun tere rivieren van kracht niet welkom zullen zijn. Omdat ze niet willen dat hun zachte wijsheid botst op lawaai en banaliteit. Omdat zorgen in hun biologische programmatuur zit en ze weet hebben van liefde, die geduldiger is dan haat.
Maar wordt het geen tijd om afscheid te nemen van het romantische beeld van de zorgende, onzichtbare en tegelijk aanbeden vrouw? Moeten we niet allemaal, vrouwen én mannen, meer en zichtbaarder voor elkaar gaan zorgen? Over mannen schreef de Franse schrijfster Marguerite Duras ooit: ‘Et dans les yeux se voile, très doux, du manque d’amour’(1). Het is een zin die me raakt. Dat mijn liefde voor de mannen in mijn leven vaak niet goed resoneerde zal daar wel iets mee te maken hebben. Duras beweerde dat je beaucoup, beaucoup van mannen moest houden, omdat ze anders simpelweg niet te verdragen waren.
Ik schaam me als ik bedenk dat ik in mijn jonge jaren laatdunkend zou hebben gedacht over vrouwen als Marie. In het progressief-culturele milieu waarin ik vertoefde deed je lacherig over
nonnen. Maar ik heb me net zo bekneld, ongemakkelijk en uithuizig gevoeld als Marie. Wel dertig jaar van mijn volwassen leven. Ik moest in het reine komen met de eenzaamheid en kilte uit mijn kindertijd. Ik had niet die vanzelfsprekende eigenwaarde van Marie, het fundament van haar liefdevolle opvoeding. Het zou me lang parten spelen en het blijkt een project te zijn dat nooit af is.
En ja, ik heb gedanst, gereisd, bemind en genoten van kunst en culturele ontmoetingen. In die zin had ik een vrijer leven, maar echt thuis en gelukkig was ik niet. Ik moest op zoek naar een onbevangener en zachter deel van mezelf. Net als Marie wist ik intuïtief dat ik de drempel over moest om vrij te zijn, om mezelf te zijn. Erop vertrouwen dat er een leven mogelijk is dat voller en completer is, met meer gemak en soepelheid. Leren zien dat de ander niet de vijand is. Ontdekken dat de sleutel tot welbevinden ligt in het intieme spel van delen van verdriet, het praten over verlangens en woede, het genieten en het aankijken van elkaar.
Net als Marie ben ik moedig geweest. Er is een ondertoon van ‘contentement’ in mijn leven die me dierbaar is. Want uiteindelijk moet je alle verhalen loslaten over jezelf. Ze zijn geconstrueerd door anderen, door jezelf en je geschiedenis. Het zijn mind made constructies en je neemt ze best niet te serieus. Die lineaire verhalen met hun drama’s, tekorten en grijswaarden zijn het brokkenparcours van de plattegrond, maar niet de werkelijkheid, niet het landschap dat telkens weer opdoemt, altijd nieuw, altijd anders.
Het landschap van het leven is niet te vangen in een kader of een verhaal en is uitbundig kleurrijk. Uit je eigen lijst stappen en zien dat er in essentie geen brokken zijn, is het mooiste wat je kunt doen. Je bent zoveel meer dan de gebeurtenissen in je leven. Het is de koortsstroom van je psyche en je gedachten leren zien als leeg en vloeibaar. Dan gaat de zon schijnen en zie je dat alle kleuren samen wit vormen, dat alles gemaakt is van licht. Licht dat voelt als een jong meisje.
Je suis Marie. Op mijn paspoort staat: Marie-Thérèse. Dat vergeet ik wel eens.
1 Vertaling: Hun ogen versluieren, heel zacht, gebrek aan liefde.
Dewever Trees, Zijnsvergetelheid, Elikser uitgeverij, 2022.
Hoe vrij is mijn blik?
Je hebt het misschien al ondervonden of gehoord. Lees je met acht mensen in de leesclub eenzelfde boek, dan lijkt het alsof ieder een ander boek heeft gelezen. Elke persoon haalt er iets uit wat raakt aan de eigen geschiedenis. Je kan moeilijk iets herkennen of benoemen wat je niet hebt gekend of gevoeld.
De subjectieve blik
Vraag je broers en zussen wie hun vader was, dan krijg je vaak uiteenlopende verhalen. Een bange lafaard voor de ene, een deugdelijke zachtaardige voor de andere. Het hangt er maar van af hoe je de relatie ervaren hebt. En die is voor ieder kind anders.
Everything we hear is an opinion, not a fact. Everything we see is a perspective, not the truth. (Marcus Aurelius)
Filosoof Awee Prins verwoordt het als volgt:
‘We zijn opgetrokken uit vele kleine, schijnbaar onbenullige en toch bepalende momenten. En die zitten verankerd in soms vreemde angsten en gewoontes. We zijn opgetrokken uit hoogst persoonlijke belevenissen. Beklijvende herinneringen die ons tot de mens gemaakt hebben die we zijn’.
De neurotische blik
Het bepaalt onze blik en hoe we met elkaar omgaan. Prins noemt het onze kleine waanzin en nodigt uit om er lichter mee om te gaan. Dat laatste heeft hij zelf hard nodig, want hij is panisch depressief en lijdt.
We worden ontroerd, boos of angstig door mensen, stemmen, verhalen en gebaren die raken aan onze hoogst persoonlijke broze thema’s uit het kindverleden.
Ik zal altijd opschrikken van mensen met een luide, harde stem en ik zal verstijven als ze het gras voor mijn voeten wegmaaien. Het verwijst naar mijn jarenlange angst voor mijn bazige moeder die mij geen ruimte liet om simpelweg mezelf te zijn.
Het is ons emotionele programma dat ons beschermt én verlamt. De schrik is het knipperlicht dat ons waarschuwt en beschermt tegen de ooit gevoelde en niet te verdragen pijn van niet ontmoet te zijn. Het is een slim overlevingsinstinct en draagt dus wijsheid in zich. Onze angst zegt iets over wat wij belangrijk vinden. Maar het voelt niet vrij en verhindert ons om te zijn wie we van nature zijn. We klappen iedere keer weer ons oude toneel open en dat is niet echt nodig.
Dat de meeste mensen enorm hechten aan hun lichaam, persoonlijkheid en image, heb ik zelf mogen ervaren. Ik was het allang beu om mijn haar te kleuren, maar het duurde een half jaar vooraleer ik de beslissing kon nemen om mijn geverfde bruine lokken weg te knippen. Vrouwen waarschuwden me dat ik er tien jaar ouder uit zou zien. Mannen waren iets milder. Ik heb er veel tijd, geld en schadelijke producten voor over gehad om anders te zijn dan ik ben, ook al wist ik dat forever youngeen illusie is. Een worsteling voor zoveel vrouwen en een persoonlijke keuze. Mijn spiegel toont een korte, grijze, pittige kop. Mijn blik is zachter geworden en niet door de nieuwe snit. Mijn ogen beamen: de herfst is in het land.
De onvrije blik
Het is nog niet zo gemakkelijk om onbevangen te kijken. Om te zien wat werkelijk is. We reageren altijd op iets uit het verleden. Onze blik is gevangen in een raster van zelf gesponnen verhalen die, laag boven laag, onze perceptie onbewust beïnvloeden.
Het is bekend dat fysiek en psychologisch geweld in de jeugdjaren enorme gevolgen heeft voor het latere leven. Gelukkig zijn dat uitzonderingen, maar bijna iedereen heeft wel ervaringen van zich niet begrepen voelen, zich niet welkom en bemind voelen, zich afgewezen voelen in het anders zijn. De afwezigheid van een empathische ouder heeft het kind het gevoel dat hij niet kan of mag bestaan. Dat is ondraaglijk om te ervaren en daar begint onze strijd om liefde, contact en intimiteit.
Zie mij en ik besta
Het begrip ‘bestaansreden’ kwam meer dan eens ter sprake in de Waerbeke conferentie met als thema ‘Vrede kan je leren’, een tiental dagen geleden. Er kan nooit sprake zijn van vrede als je je niet geliefd en bemind voelt. Dan vertoef je in oorlogsgebied met veel agressie naar jezelf en de ander. Zonder liefde kunnen we niet overleven en niet groeien. De rol van stilte, meditatie en geweldloze communicatie werden in dit kader besproken door o.a. David Van Reybrouck en Edel Maex.
De ruime blik
Maar het was acteur/auteur Peter De Graef die op weergaloze en bandeloze wijze een spirituele duik nam en de blik verruimde. Zonder het woord non-dualiteit te noemen wees hij naar een hogere vrijheid die alle gebrokenheid laat bestaan. Na de middag maakte de stille meditatiesessie indruk in het volle programma. Toen kon ik zien: er zal altijd vrede zijn, er zal altijd oorlog zijn, zowel in als buiten mij… en dat is geen probleem.
In relatieve zin is het zinvol en humaan om vrede te bepleiten en oorlog te weren. In absolute zin zijn oorlog en vrede van hetzelfde gemaakt. Spiritualiteit wijst naar de tijd- en grenzeloze openheid die alles draagt, schraagt en vorm geeft.
De Zijnsblik
De School voor Zijnsoriëntatie heeft al meer dan dertig jaar de missie om deze delicate en moeilijk te begrijpen materie te verhelderen en handen en voeten te geven in het aardse leven. Ik ken geen spiritueel pad dat zo intelligent, diepgaand, down to earth en tegelijk lichtvoetig is. Afgelopen seizoen werd de lessenreeks ‘Gezonde Zelfliefde’ ontwikkeld. Simpelweg om mensen te leren hoe ze gewoon aardig en warm kunnen zijn naar zichzelf. Vrede start bij jezelf. In de Tibetaanse bergen is het een vanzelfsprekendheid, maar in onze kille, geïndividualiseerde wereld is er zoveel zelfhaat en eilandgevoel, vaak vermomd als cynisme of depressie. We zijn weg geschrokken van het inherente in-verbinding-zijn. Een begrip dat eigenlijk hetzelfde betekent als Verlichting. In Zijnsoriëntatie spreken we van ‘Zijn’. Terwijl Verlichting nog iets oproept van exceptioneel en ontoegankelijk, verwijst rusten in Zijn naar jezelf en je eigen oorspronkelijke, natuurlijke aard die ruimer en liefdevoller is dan hoe je jezelf meestal ervaart. Het is rusten in alles. In onze kleine waanzin én in onze vrije, oorspronkelijke liefdesaard.
De liefdesblik
Ik ben er nog mee aan het oefenen, met de liefdesblik. Het vergt iets van de meeste mensen om zich te laten aanraken door liefde. Er zit veel reserve en defensie op omdat het zo leven-gevend is en daarom gevaarlijk. Instinctief weten we dat onze kop eraf gaat als er geen liefde is, dus we kijken wel uit! Simpelweg een compliment ontvangen – in contact – is al een kunst. Erkennen dat mensen van je houden, dat je belangrijk bent voor mensen… het is wennen. Het is volwassen worden.
Dat wil ik beoefenen, samen met mensen. Om te beginnen is hoe je waarneemt belangrijker dan wat je waarneemt. Met welke blik kijk jij? Het is een belangrijke sleutel om jezelf gemakkelijker en gelukkiger te bewegen in de wereld.
Het is wakker worden. Zodat je je niet hoeft te verontschuldigen en niet hoeft te zien dat je je hele leven eigenlijk sliep, zoals Leo Vroman het zo mooi verwoordt in onderstaand gedicht:
Tussendoor
Wij begrijpen ach zo veel,
ja misschien alles wel verkeerd;
hebben daarvan het tegendeel
misschien te hard geleerd.
Ik maak dus mijn verontschuldigingen
over het hopeloos misverstand
en ons hopeloos onverband
met alle dingen.
Wat heb ik dan in godsnaam bedoeld
zoals ik door de wereld liep
tussen de werkelijkheden door?
Heb ik dan niet gezien, gevoeld
dat ik mijn hele leven sliep?
En waar sliep ik dan voor?
Ik wil gelukkig zijn !
We willen het allemaal, maar het is niet cool om het erover te hebben. Slechts weinigen durven uit te spreken dat ze niet gelukkig zijn. Je moet al ontzettend dapper zijn om te zeggen dat je wèl gelukkig bent. Toch bestaan ze. Iemand zei me onlangs dat hij nog nooit zo gelukkig is geweest als nu. Het bleef naklinken. Geen nieuw lief, maar een geheel eigen manier van zijn en leven die bij hem past.
Onlangs, in een panelgesprek na het journaal, zei een journalist dat hij ontroerd was toen hij Phil Bosmans hoorde zeggen dat de drijfveer van zijn werk was dat hij wou dat mensen gelukkig zouden zijn. Het raakt ons blijkbaar toch.
Omdat geluk zo onbereikbaar lijkt in onze maatschappij en er zoveel chagrijn is, is het nu zelfs bon ton om te zeggen dat je vooral niet moet streven naar geluk, maar content moet zijn met de gewonigheid van het leven. Dat sluit mooi aan bij de haast geïnstitutionaliseerde kleinheid van de Vlaming. Het is me te weinig ambitieus. Ik wil wel gelukkig zijn!
Het zou al een hele stap vooruit zijn moesten we eens rustig gaan zitten, waardig rechtop, om na te gaan en te voelen wat we nodig hebben om gelukkig te zijn.
Het actieve leven is gericht op onsterfelijkheid en de contemplatie op eeuwigheid (Hannah Arendt)
En vooral: wat ons ervan weerhoudt om gelukkig te zijn. In welke contraproductieve acties en gewoonten we blijven investeren die ons gevoel van welbevinden frustreren. Maar met dat rustig gaan zitten gaat het al mis. We kunnen het niet of we willen het niet.
We zijn hyper, over-alert, onze hersenen zijn verhit, we denken razend snel en analytisch. We hebben moeite met ontspannen, kalmeren, simpelweg genieten. We ‘rusten’ niet meer. Niet in onszelf, ons bekken, niet in de relaties die we hebben, niet op de plek waar we wonen. (1)
Als trainer Zijnsoriëntatie heb ik geleerd om te gaan zitten met mensen en de geest te onderzoeken. Na een moment van stille meditatie wordt alles verwelkomd, precies zoals het is. Dan komt ook alles voorbij: frustratie over het verleden, bezorgdheid over de toekomst. Tenslotte komt ook het pijnlijkste voorbij: de woede om die ‘moeilijke’ ander die jou niet ziet en de angst voor afwijzing, de schrik om uit de boot te vallen.
Het ergste wat ons kan overkomen is dat we geen contact ervaren met de ander. Alle werkelijke leven is ontmoeting. Maar we zijn relationele knoeiers. We zijn vlot in het delen van onze verontwaardiging over de oorlogen in de wereld, maar maskeren onze innerlijke oorlogen met naasten. Het valt mijn Nederlandse supervisor op dat er veel relationeel lijden is in Vlaanderen. Er is veel wantrouwen en weinig gevoel van connectie. Er is veel schrik en afweer om te manifesteren in relatie. Veel mensen zijn verdwaald en relationeel diep gekwetst.
Zelf heb ik op mijn pad van zelfontwikkeling kunnen ervaren hoe belangrijk het is om je te openen voor wezenlijk contact en gespiegeld te worden. Het raakte me als ik te horen kreeg dat ze het lastig vonden om me te bereiken. Het ontroerde me om te horen wat ze mooi en interessant aan me vonden en dat het jammer was dat ik dat weinig liet zien. Het heeft me geholpen om relationeel volwassener te worden.
Wat niet uitgesproken kan worden, wordt heel groot. Niets achtervolgt ons meer dan de dingen die we niet uitspreken. Geheimhouding en zelfverwerping verrotten niet alleen jezelf, maar ook je omgeving.
Dus spreek, ik luister.
Waarom we de relatie met onszelf en de ander vaak vermijden heb ik uitgebreid onderzocht in een artikel dat onlangs gepubliceerd werd in De Cirkel: ‘Relatie is gevaarlijk’! (2)
Een van de meest fundamentele realisaties die een mens kan ervaren, is het basale feit dat wij altijd, hoe dan ook, in relatie zijn met alles en iedereen. (1)
En als we dit niet ervaren zijn we ongelukkig, eenzaam en gefrustreerd. Omdat verbinding de grond is van ons bestaan. Het is onmogelijk om niet te communiceren. Ook al trekken we ons terug, voor het weefwerk van relaties waarin we ons sowieso bevinden, is dit voelbaar en pijnlijk.
Hans Knibbe beweert zelfs dat het onze burgerplicht is om gelukkig te worden. Onze ontevredenheid waaiert uit naar onze omgeving. We doen daar iets lelijk. Zijn we gelukkig dan is die straling voelbaar als lichtheid en onbekommerdheid. Is het niet dat wat onze maatschappij nodig heeft? We besmetten onze omgeving met onze staat van zijn, of we dat nu zien of niet, willen of niet. Enige hygiëne is hier aan de orde.
Vanuit een spirituele, non-duale blik kunnen we zien dat we lijden omdat we de wereld en onze relaties begrenzen, vastzetten en labelen als goed-fout verhalen. Maar er bestaat niet zoiets als een objectief vaststaand zelf dat in contact is met een objectief vaststaande ander. We gaan voorbij aan de stromende, mysterieuze en ongrijpbare aard van al wat is.
Relax: nothing is under control!
Het is wetenschappelijk bewezen dat religieuze mensen gelukkiger zijn dan niet-religieuzen. Niet zozeer omdat ze zich getroost en gesteund weten door God, maar omdat ze zich gedragen voelen door een gemeenschap en meer verbinding ervaren. Sociale support is belangrijk. We hebben elkaar nodig.
Willen we echter een diepteslag maken in ons mens-zijn, dan zullen we doorheen alle sociale gebieden en psychologische lagen moeten vallen, om ons te settelen in de gegeven rijkdom en openheid van nu, waar alles verbonden is met alles. Liefde is dan niet opgehangen aan een zelf of een ander, niet aan een godheid, maar raakt alles aan. Liefde is niet iets wat je moet krijgen, het is de basis van alles, het is onze grond. Wat ik dan zie is pure, onvolmaakte schoonheid. Woordenloze, geblesseerde volmaaktheid. Het is rusten in Zijn, waarin niets buitengesloten wordt. Het is puur geluk. Ook al is onze Zijnsvergetelheid groot, het valt te leren.
We kunnen niet gelukkig worden. Het is ons geboorterecht.
Geluk is een wijze van Zijn als de vraag: hoe word ik gelukkiger, niet meer van tel is…
(1) Hans Knibbe, uit een reeks artikelen over Gezonde zelfliefde, De Cirkel, 2016
(2) Trees Dewever, artikel ‘Relatie is gevaarlijk’, gepubliceerd in Cirkel nr. 53, het vakblad van de School voor Zijnsoriëntatie, Utrecht, 2016
Meditatie: van frame naar flow
We lijden allemaal wel eens aan gepieker of bezorgdheid. Sommigen raken uitgeput van het vechten, het willen veranderen, het zoeken. Soms negeren we onze verwarring, we dumpen ze op onze medemens, of we gaan nog harder werken. Anderen gaan wonen in slachtofferschap, vijandschap, harde oordelen. Het is beknellend, het is verkramping. We draaien onszelf vast in een vernauwde werkelijkheidsbeleving.
Een man zei me onlangs dat hij al meer dan twintig jaar dezelfde overtuigingen had. Hij verdedigde niet alleen dezelfde waarden, maar ook over minder hoofse dingen had hij altijd al dezelfde mening – en hij was er nog trots op ook. Dat rigide was zichtbaar in zijn houding: bokkig, stuurse blik, kaken op elkaar. Geen man om een dansje mee te wagen! Vastgespijkerd in een frame. We hebben het allemaal, in zekere zin.
Een frame is één plaatje van de film. Een still, waarin we alle beweging stopzetten. Eigenlijk doen we dat constant. Iedere ontmoeting of situatie labelen we, proberen we vast te pakken, te kaderen. Kunnen we er iets mee of is het nutteloos? Worden we er beter van of is het bedreigend? Alles wat gebeurt schuiven we vliegensvlug en onbewust in een frame dat we al kennen. In de primitieve lagen van onze psyche zijn we vooral bezig ons vel te redden. Maar de dia is niet het werkelijke leven.
Wat we missen is het stromende, uitdagende, scheppende en levendige van de vertoning: de flow.
Het is nogal wat, om mee te stromen met de golven, zonder te weten waar je uitkomt en mét de kans dat je je bezeert. Het is nog niet zo gemakkelijk om te ‘zijn’ met wat zich iedere keer weer aandient. De ruimte die dit geeft opent nochtans nooit vermoede perspectieven en nieuwe inzichten.
Dit is een krachtig punt: levend in het heden kunnen we de toekomst opnieuw vormgeven. Zouden we daarom niet zorgvuldiger moeten zijn, zouden we niet meer wakker, meer aanwezig moeten zijn in dat wat we op dit moment aan het doen zijn? (Chögyam Trungpa)
Ik oefen er zelf mee: om in iedere situatie of ontmoeting te kijken met een open, niet ingevulde blik. Om elk probleem dat opduikt te toetsen aan het reële dramagehalte en te zien hoe ik er vanuit mijn geschiedenis toch altijd een plaatje op plak. Natuurlijk slaag ik er niet altijd in om mijn conditioneringen en defensiemechanismen te herkennen en te overstijgen. Mijn angst en wantrouwen zitten onder mijn huid. Het is menselijk, vertrouwd, zelfs biologisch te verklaren: het is overlevingsdrift. Een kleine speldenprik en de slak krimpt terug in haar veilige huisje.
Maar in het huisje is het donker en kil. Elk levend wezen snakt naar ruimte, licht en contact. Door meditatie en Zijnsgeoriënteerde training heb ik inmiddels gezien dat elke verkramping een verdichting is van joyeus, open Gewaarzijn zelf: opgekrulde, gekwetste liefde in verharde vorm, om het in slakkenhuisterminologie te zeggen. Het revolutionaire én respectvolle van deze non-duale visie is dat er niets weg moet of moet evolueren naar iets beters. Alles is al vrij en van zichzelf. Het is een visie die niet kiest en niet verwerpt. Want we zeggen ook niet tegen de nacht: ‘ik moet je niet, ik verkies de dag’. Of tegen de herfst: ‘ik schrap je, want ik verkies lente en winter’. Het is even onzinnig om die delen van jou waar je niet happy over bent te omzeilen of te bekampen. Ze zijn een deel van jou. We kunnen ze beter goed leren kennen en er een constructieve, mededogende relatie mee aangaan. Daarover gaat Zijnsmeditatie: houding is belangrijker dan inhoud.
Intuïtief weten we dat er een leven mogelijk is dat vrijer, gemakkelijker en liefdevoller is dan het leven dat we doorgaans leiden. Daarom gaan meer en meer mensen mediteren. Er is een verlangen én een noodzaak om in een huis te wonen dat ruimer en lichter is. Intuïtief voelen we aan dat we iets wezenlijks van onszelf laten liggen als we niet stoppen, stilzitten, luisteren, voelen, waarnemen.
Onlangs, op een teamdag in een Brugse school, waren twintig leerkrachten bereid te oefenen met meditatie. Mijn workshop was als eerste volzet!
Door meditatie leren we de beknelling van gewoontes en conditioneringen zien en herkennen. Maar wat we vooral nodig hebben is ruimte. Ruimte om te ademen, ruimte om te voelen, om vrijer te bewegen, om lichtheid te ervaren in alle zwaarte. Door meditatie leren we ontdekken waar we blij van worden en wat we kunnen delen van onszelf. We leren ervaren dat we liefde zijn en altijd in verbinding, met alles.
Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt. (Jeroen Brouwers)
Meditatie is een dapper instrument om met jezelf en met je geest te werken. Het verrijkt de kennis over onszelf en het ontsluit onze liefde. Hans Knibbe formuleerde het onlangs, tijdens een retraite, heerlijk pittig:
Als we niet de open ruimte van onze geest verkennen, blijven we een bunker waarin af en toe Schubert wordt gedraaid!
Wat eveneens waar is: we kunnen het niet alleen. Veel blijft onder de radar. We kunnen niet alles zelf zien. Hoe slim of welopgevoed we ook zijn, er blijven gaten. Onze perceptie is gatenkaas. We hebben goed opgeleide mensen nodig om ons te spiegelen, om ons erop te wijzen waar en hoe we onszelf klein houden of zelfs beschadigen. We hebben spirituele leraren en onderlegde therapeuten nodig om te zien wat ons afremt om te zijn wie we van oorsprong, van nature zijn. Het unieke van Zijnsgeoriënteerde begeleiders is dat ze die twee schijnbaar aparte praktijken verenigen. Na tien jaar is het nog altijd een belangrijke inspiratiebron voor mij en mijn praktijk. Ik ben intussen bestuurslid geworden van Zijnsoriëntatie Vlaanderen en volgend seizoen vervolmaak ik in Utrecht mijn leraarsopleiding.
I have a dream. Het zou toch moeten kunnen: net als van je tandarts of je huisarts jaarlijks het bericht krijgen van je zielencoach of mentor om je hart, je gedachten, je gedrag en je gevoelens te laten scannen en in balans te brengen. Om uitleg te krijgen over wat scheef gegroeid is in bepaalde frames. Maar vooral om samen te kijken naar de volle, spannende, zinderende film die je leven is.
De frame ontmantelen, de flow herstellen.
De wereld zou er beter, warmer en veiliger van worden. Want geef toe: zo goed als alle terreur en geweld hebben meer te maken met geestesziekte, mentale verwarring of frustratie, dan met politiek en religie. Onlangs nog werd half Brussel weer eens lam gelegd door een geesteszieke man.
De geestelijke gezondheid wordt schromelijk onderschat en te weinig mensen denken na over een passende, hedendaagse vorm van spiritualiteit. Spiritualiteit als de kunst van goed in relatie zijn – met de aarde en de kosmos, met onszelf, de ander en de wereld. Zorg voor de mind en zorg voor de ziel zouden geïntegreerd moeten worden in alle bestaande structuren en instellingen voor gezondheid, onderwijs, cultuur en economie.
Meditatie kan een eerste stap zijn. Niet zaligmakend, maar een niet te onderschatten schakel naar een waardiger en glorieuzer leven. Het is een vorm van mentale hygiëne, een douche voor de geest. Dat ben je jezelf en de ander verplicht. Fris en schoon ruikt alles naar lente en weet je het weer: de zon schijnt altijd! Ook als er wolken zijn en zelfs als het regent…
Brugge, 27 juni 2016
Erbarme dich
In mijn vorige blog beschreef ik hoe de terreuraanslag in Parijs – en vooral de beeldverslagen daarrond – de schrik in mijn lijf en brein hadden aangejaagd. En kijk, waar staan we nu? Er lopen verschrikkelijke creaturen rond in de wereld die alsmaar dichterbij komen. Mijn zus is door het metrostation Maalbeek gereden, enkele minuten voor de aanslag. Diezelfde dag verneem ik dat een jongeman uit mijn familie op een gruwelijke manier is omgekomen. Ik ben gevoeliger geworden, dus weer van slag. Ik scheur, maar laat betijen. Ik luister naar de Mattheüspassie van Bach, die super heelmeester. Zijn meesterwerk is misschien wel de beste bijdrage aan de rust in onze wereld.
En ook Rilke verzacht, alweer:
Ten slotte gaat het er niet om dat men zichzelf overwint
maar dat men stil vanuit zo’n midden liefheeft
dat men ook nog rondom de nood en de woede
het zachte, liefdevolle voelt
dat ons tenslotte omgeeft.
Ik zie liefde en veel zachts. Iedereen voelt wat nodig is: er is een golf van gebaren, rituelen en woorden die verbondenheid verbeelden.
Een beeld blijft op mijn netvlies hangen. In het ziekenhuis kijkt een koppel elkaar liefdevol aan. Hij, het been geamputeerd, zegt vredig: ‘we leven nog, het is goed zo’. Alsof hij door het drama heen kijkt, zichzelf in een ruimer perspectief ziet, blij en dankbaar is voor het leven.
“It is the hearts amazing capacity to hold all that is human”. (Jack Kornfield).
Psychiater De Wachter liet zich in het journaal ontvallen dat het jammer is dat er heel erge dingen moeten gebeuren vooraleer we ons openen voor liefde, of erover durven spreken. Lijden en liefde, het heeft er alle schijn van dat het bij elkaar hoort. Alsof het elkaar nodig heeft. Instinctief voegen we warmte toe, het hart wordt geactiveerd. Alsof het dier in ons weet dat warmte heelt en de pijn verzacht. Kusje op de zere knie, pijntje weg. Als we met liefde ons verdriet aankijken, krijgt het een zoet randje. Misschien hebben ernstig lijden én grote liefde gemeen dat ze de capaciteit hebben om door fysieke en psychologische barrières, maskers en verdedigingssystemen heen te breken. We krijgen het besef dat we ruimer zijn dan de afbakeningen die we hebben opgetrokken. Misschien zijn we er daarom zo bang voor. Normaliter houden we het liever klein en controleerbaar.
Om mezelf en andere mensen beter te begrijpen laat ik me graag inspireren door filosofen, kunstenaars en wetenschappers van de geest, maar het is Hans Knibbe die me weer raakt en dieper peilt. In Zijnsoriëntatie wordt een onderscheid gemaakt tussen relatieve liefde en universele liefde of non-duale liefde. Over deze laatste schrijft hij:
Liefde is de ruimte en de grondstof van ons Zijn. Zodra we ons op een eiland denken, zijn we ons daar niet langer van bewust. Maar het verliezen van het zicht op deze grondwerkelijkheid betekent niet dat Liefde zelf daarmee verdwenen is. Ze is alleen naar de achtergrond geduwd, uit beeld gezet, reflexmatig afgeweerd in onze verkrampte, defensieve eilandmodus. En vanuit deze achtergrond oefent ze haar zachte invloed op ons uit. (…) Ze spreekt tot ons in geïnspireerde momenten, waar intuïtief inzicht en schoonheid ons toevallen. (…) Andersom: wanneer we met ernstig lijden geconfronteerd worden (…) kan juist het onvermogen om te ontsnappen aan hoe-het-is, ons in contact brengen met de naakte werkelijkheid die onze comfortzone en hechtvlakken vernietigt, maar ons ook thuisbrengt in onze ware, oneindige aard. Veel mystici zijn tot verlichting gekomen door hun onbevreesde omgang met intens lijden.
Het is nog niet zo gemakkelijk om de diepte van deze woorden te begrijpen. Het heeft met transcendentie te maken. Er zijn momenten in ons leven waarop we uitstijgen boven onze psyche-structuur, waarop we los geschakeld worden van de dwang van instincten, mentale overtuigingen of conditioneringen. Vaak zijn het toevallige momenten van nooit gekend geluk, van verbondenheid, waarop we het gevoel hebben dat alle puzzelstukjes in elkaar vallen en er niets meer te doen is. We overschrijden onze NV Ik en landen in de oneindige ruimte van Zijn, die altijd al onze thuis was. Ik wens het niemand toe, maar soms kan intens lijden hetzelfde effect hebben, een soort spirituele shock teweeg brengen – zo begrijp ik het althans. Zo zijn er de verhalen van mensen met een heftige verlieservaring of een burn-out, die nadien hun leven over een andere boeg gooien. Ze leven in een vrijer tempo, meer afgestemd op hun noden, waarden en verlangens. Ze zijn gelukkiger dan ooit tevoren en wijden hun leven aan een hoger doel of humanitair project. Ze hebben een dieptesprong gemaakt en beschouwen hun lijden als een gift. Maar ook zonder shock kunnen we contact maken met het mysterie en de energie van alles omvattende liefde. We kunnen onze Zijnsvergetelheid bekampen. Dat wil ik beoefenen, samen met mensen. Daarvoor ben ik getraind.
Intussen lijden we mee, althans de gevoeligen onder ons. We voelen medelijden of compassie. Com (samen) + pati (lijden). We lijden samen. Erbarme dich, mein Gott.
Het woord compassie klinkt in onze contreien wat flauw en fluttig, maar het heeft niets met sentiment te maken. We zijn niet compassievol als we ons onaanraakbaar en zelfbewust boven de ander buigen, schouderklopjes uitdelen en zalvende woorden uitspreken. Op die manier brengen we hiërarchie aan: ik ben sterk en jij moet dat vooral worden! Zo negeren we niet alleen onze eigen pijn, maar bezetten we ook de ander met ons onvermogen om met pijn om te gaan. Op die manier kunnen we niet echt bij de ander zijn, we kunnen niet bij pijn zijn, we zijn niet in contact.
Hans Knibbe verwoordt het als volgt:
Compassie is geen emotionele of bezorgde reactie. Het is een spiritueel zien van de situatie. En spiritueel betekent los van referentiepunten, los van een ik-centrum dat zichzelf verdedigt. Dit staat ver af van moederlijke liefde. We praten hier over een zo veel ruimere sfeer. Het is zoveel meer dan gewoon aardig zijn. Ware compassie doorziet alles, is nergens door aangedaan. Er komt zoveel wijsheid vrij als je compassie beoefent, want je kijkt voorbij de oppervlakte-mentaliteit.
Gabrielle Roth beweert zelfs dat compassie de afwezigheid is van emoties; dat je zo vrij bent van je emotionele verleden dat je open kunt zijn voor de waarheid van de gevoelens van anderen:
‘In die zin is compassie een holle bamboe. Als je vol bent met je eigen angsten, kan je niet openstaan voor die van een ander. Pas als je een fijn afgestemd emotioneel instrument bent, kan je de lyriek en de melodie van andermans gevoelens spelen. Als je echt de gevoelens van een ander aanvoelt, dan reageer je er ook adequaat op en niet via een vervormend filter van niet uitgewerkte angst, woede of verdriet. Je zou kunnen zeggen dat compassie de afwezigheid van emotie is, waaruit alle emotie voorkomt, net zoals dynamische stilte de oorsprong is van alle beweging.’
In het sanskriet betekent compassie karuna en kan vertaald worden als ‘een zelf dat vervuld is van alle andere wezens, tot overlopen aan toe’. Karuna doet zich voor in fundamentele verbondenheid van jouw bestaan en het leven van alle andere wezens.
Ik vind het erg nuttig en nodig om compassie te beoefenen. Om te beginnen door compassievol te kijken naar eigen angsten, eigen onvermogen en opgelopen kwetsuren. Het maakt je gewoon mens. Het is de beste manier om je te verbinden met alle andere mensen, die ook allemaal prutsen. Het is in dit ‘overlopen’ van pijn en liefde dat we kunnen ontspannen.
Ik vind het erg nuttig en nodig om op tijd en stond mijn conventionele, bezorgde psychewereld te verlaten en ruimte te maken in mijn geest voor weidsere gebieden, voor onbekommerd genieten, voor rusten in Zijn. Die openheid is mijn natuurlijke habitat, hier kan ik worden wie ik ben. Het is de knop omdraaien van de stand overleving naar straling.
We kunnen samen oefenen, als je dat wil.
Brugge, 31 maart 2016
Infobesitas en risicovreugde!
Ik ben niet zo snel bang. Ik woonde zes jaar in hartje Brussel – mijn huidige streekgenoten kijken wel eens verschrikt op als ik dit zeg – zelfs lang voor de terreurdreiging. Ik ging vaak naar de markt in Molenbeek. Ik mis de kleuren, geuren en smaken van andere culturen wel eens. Ik reisde vaak alleen, dwaalde ‘s nachts door Bombay en voelde me zelden bedreigd. Enkele dagen na de terreuraanslag in Parijs had ik het wel te pakken. Drie dagen te veel nieuws gekeken, te veel mitrailleurs gezien, te veel verschrikking.
Wellicht is alles wat er aan verschrikking leeft
in wezen wel niets anders dan iets
wat onze liefde nodig heeft (Rainer Maria Rilke)
Het was laat geworden. Ik was overmand door ongeloof, verbijstering en verontwaardiging, twee dagen na de aanslag van 13 november. Een rare schaduw in mijn badkamer deed me verschrikt opzij springen. Het was een wiegende boom in het schijnsel van de lantaarnverlichting. Het doet wat met een mens. Mijn angstniveau op vier! Ik heb me laten meeslepen. Het is nog niet zo gemakkelijk om een balans te vinden tussen geïnformeerd en betrokken te zijn en niet ten onder te gaan aan een tv-tsunami van geweld, niet verslaafd te geraken aan het allerlaatste nieuwtje van een dolgedraaid mediacircus.
Het is me duidelijk geworden dat wat je toelaat in je brein, datgene waar je aandacht aan geeft, invloed heeft op je gemoed en je manier van zijn. Het is me ook duidelijk geworden dat ik aan de knoppen sta. Dat ik ervoor kan kiezen om een actieve rol te spelen in mijn eigen leven. Dat ik verantwoordelijk ben voor mijn eigen gemoed, mijn onrust, mijn geluk. Ik kan doseren door het scherm uit te schakelen. Doen we dat niet dan stevenen we af op een breincrisis, waar we volgens Elke Geraerts, doctor in de psychologie, al volop inzitten. Volgens haar wetenschappelijke bevindingen is de input die ons brein dagelijks te verwerken heeft vergelijkbaar met de info van 174 kranten, zo vertelde ze onlangs op Klara. In haar nieuwste boek ‘Mentaal kapitaal’ stelt ze dat ons brein een ongeleid projectiel is geworden dat tekenen vertoont van zware verwaarlozing, waardoor psychische problemen stelselmatig toenemen, zowel bij kinderen als bij volwassenen.
Ik lees dat ze in Davos onder de indruk is geraakt van Matthieu Ricard (dokter, boeddhist en vertrouwenspersoon van de Dalai Lama), waar hij het World Economic Forum toesprak en begon met een definitie van geluk: ‘Het is een diepe gewaarwording van sereniteit en voldoening, een toestand waarin alle emoties aanwezig kunnen zijn, ook verdriet.’ Hij noemt geluk liever welbevinden – het is immers meer dan een aangenaam gevoel. En uiteraard sprak hij er over de mogelijkheid om via meditatie het geluk in onszelf te vinden: ‘Heel vaak gaan we buiten onszelf op zoek. Helaas is onze controle over de buitenwereld beperkt, tijdelijk en zelfs ingebeeld. Richten we onze blik naar binnen, dan merken we snel dat we daar meer kans maken. Is het niet onze eigen geest die onze ervaringen in de buitenwereld vertaalt naar vreugde of verdriet?’
Het doet me denken aan een belangrijke oefening in Zijnsgeoriënteerde trainingen: je telkens te realiseren dat alles wat er is – elke gedachte, elk beeld, elke emotie – plaatsvindt in jouw eigen geest! En dat we die geest kunnen trainen om gelukkiger te worden. Het is bewezen dat meditatie krachtig inwerkt op onze neuroplasticiteit. We kunnen dus geluksspieren kweken, net als een sporter zijn spieren ontwikkelt. Dat is hoopvol, maar het gaat niet vanzelf, of wat dacht je?
Hans Knibbe duikt nog dieper in zijn jongste boek ‘Zie, je bent al vrij!’. De inleiding gaat als volgt:
“Dit boek gaat over de kunst van gelukkig zijn. Het is mogelijk om een bron van geluk aan te boren in onszelf. Die bron is niets in ‘iets’ gelegen, maar ontsluit zich als we – voorbij alle vormen – in de openheid van Zijn rusten. Behalve geluk vinden we daar ook vrijheid, sensitiviteit en schoonheid. Dit geeft ons leven diepte en waardigheid. Door regelmatig te ‘rusten in Zijn’ worden we meester van ons leven. In plaats van hulpeloos meegesleept te worden door onze gevoelens, gedachtes en reactiepatronen, vinden we een vrije en autonome ruimte in onszelf die onaangedaan is door alle wederwaardigheden; zoals een spiegel nooit onder de indruk is van wat daarin verschijnt. Hier ontspannen we, herstellen we van onze stress, ervaren we welbevinden en geluk en vinden we een ruim perspectief op wat er in ons leven plaatsvindt. Hier zijn we heel, hier zijn we ons Zelf. We zijn thuisgekomen.”
Ik vind dit een waardevol streven, een vruchtbaar gebaar, dat rusten in Zijn. Omdat we leren rusten in een dimensie die veel ruimer en veel liefdevoller is dan ons problematische, dagelijkse zelf waarmee we ons meestal identificeren.
Het is een misvatting te denken dat we pas gelukkig kunnen zijn door lastige en moeilijke dingen zoals tegenslag, angst, ontreddering of pijn te bannen uit ons leven. Om de eenvoudige reden dat ze er altijd, vroeg of laat, deel van zullen uitmaken. Ook dat is leven. Nochtans is er een hele industrie gebouwd rond angstbestrijding en het vermijden van pijn en risico. Ik vind het bijvoorbeeld onethisch dat er onderzoeksgeld gespendeerd wordt aan levensduurverlenging. Op een bepaald moment houdt het toch op en wat is daar nu mis mee? Veel van mijn vrienden vinden het onverstandig dat ik geen omniumverzekering en geen hospitalisatieverzekering neem. Ben ik dan een naïeve zonderling?
Ik botste onlangs op het woord risicovreugde en mijn hart lichtte op. Het is van Dorian van der Brempt en prijkt als titel op een boekje dat uitgegeven is door deBuren. David Van Reybrouck, één van de auteurs, wijdde er een artikel aan. Ik laat je meegenieten van enkele samengestelde fragmenten:
‘In Vlaanderen zijn er steeds meer kinderen die nog nooit een schram, een wondje of een buil hebben opgelopen. Fijn? Nee. Ze worden een gevaar voor zichzelf en de samenleving: wie zijn hele kindertijd op rubbertegels en in het ballenbad doorbrengt, heeft een risicocompetentie van twee keer niks. Net die omgevingsanalfabeten begaan ongelukken. Van schram naar scherm: zo zou je je de evolutie kunnen voorstellen.
Heel onze samenleving lijkt zozeer in de ban van het veiligheidsdenken dat risicovermijdend gedrag de norm is geworden. Wie vandaag een risico overweegt, is niet langer moedig, maar roekeloos. Wie vandaag een risico overweegt – dat wil zeggen: zo goed mogelijk de gevolgen van een besluit op voorhand probeert in te schatten, in de hoop op een goede afloop, maar met de aanvaarding van het eventuele tegendeel – is niet langer verantwoord bezig maar onverantwoord.
De tragiek van onze tijd: dat we het tragische menen te moeten bestrijden. En dat die bestrijding, die neurotische dwang tot beteugeling van het onbeteugelbare, veel gevaarlijker is dan het aanvankelijke risico. Het is belangrijk om te merken dat je niet alles kunt beheersen. Het is bevrijdend om enige mate van risico toe te laten. Die bevrijding heet ‘risicovreugde’! De vreugde van te wagen. Het plezier van het proberen. De angst voor het noodlot niet groter laten zijn dan de vreugde van het leven. Wie kersen wil eten, moet in de bomen klimmen.’
Lees dit tekstje nog eens en jij ook, David. Want in het licht van de terreurdreiging krijgt het nieuwe betekenis. Via facebook liet hij weten bang te zijn als hij in Brussel rondloopt, alert rond te kijken als hij op café gaat en dat dat niet leuk is. Ik hoop dat het nu al beter gaat. Met mij gaat het intussen goed en met jullie? Het is ook een kwestie van wennen aan het nieuwe. In veel landen en conflictgebieden is dat de gewone staat van zijn geworden, helaas.
Ik wens jullie allemaal veel vreugde toe, met en ook wel eens zonder risico.
Hoge bomen om in te klimmen en heel veel kersen.
Een gelukkig Nieuw Ja!
Trees,
december 2015
Winterblues
Mijn artsen zijn bezorgd. Ik ben niet meer zo piep en dus moet ik maar eens onder de scan. Botdensiteit, borsten, baarmoederhals, bloed. Kijk, vier b-woorden en van mijn billen moeten ze afblijven! Dan vergeet ik nog iets: zelfs mijn stoelgang ging onder de loep. Wat kan ik braaf en volgzaam zijn, maar het is genoeg geweest.
Toch maar calcium nemen, anders breek je nog een bot. Toch maar weg snijden die rumoerige cellen, anders krijg je nog kanker. Dan ben je gerust, zei de arts. Wie is hier ongerust? Wie is hier bang? Blijkbaar is het zeer gewoon om ongerust en bang te zijn. Ik ben het niet. Ik word alleen moe en moedeloos van wachtkamers, ziekenhuizen en artsen.
Thuis vind ik rust op mijn kussentje, genietend van het hier en nu: gezond en blij en onbezorgd.
Il a des gens à qui une vie ne suffit pas pour comprendre leur ignorance. (uit Passagère du silence, Fabienne Verdier)
Ik ben een koningskind. Ik heb geen fysieke beperking, heb geen zeldzame ziekte, nog nooit een operatie ondergaan. Ik kan dansen en lopen waar ik wil. Ik kan denken, huilen, lachen. Ik ben dankbaar.
Onbezorgd en nieuwsgierig
Zo typeerde de pastoor Jan Hoet op diens begrafenis in Gent, een week geleden. Die woorden bleven althans haken bij mij. Ik denk dat het heel belangrijk is om onbezorgd en nieuwsgierig te kunnen zijn. Overal zie ik zoveel bezorgdheid die onnodig doet lijden – bezorgdheid over hoe je bent, hoe de ander jou vindt, over wat je kan en niet kan. Het mooie van nieuwsgierigheid is dat het verwijst naar een open, niet-ingevulde blik, naar verwondering. De blik die ruimte geeft en los is van elke regel of conventie.
Misschien is het dat wat deze bevlogen man zo typeerde: onbevreesd stapte hij de wereld in, ging confrontaties aan, ontdekte kunstenaars, zocht de hitte van de wrijving en leerde zijn volk naar kunst kijken. Hij stak boven het korenveld uit en genoot daar ook van. In die zin was hij redelijk on-Vlaams en leek hij eerder op een latino lover: breedsprakerig en passioneel, wild gesticulerend, ijdel, slim, vrij en gretig.
Hij wou veel volk op zijn begrafenis, vriend en vijand waren welkom. Ik ben geen van beide, maar altijd op zoek naar inspirerende momenten. Hoe doe je dat, waardig afscheid nemen van iemand? Iets dichterbij: hoe neem je afscheid van iemand waarmee je het moeilijk hebt gehad en die je het leven schonk, bijvoorbeeld?
“Thanks God, what a gift!” zei de zwarte kunstenaar David Hammons (USA) bij wijze van eerbetoon.
Zelf was ik één van de velen die door zijn project “Chambres d’Amis” (1986) geïntroduceerd werd in de hedendaagse kunst. En sindsdien heeft het me nooit meer echt losgelaten. Hoet zei ooit dat hij niet wist wat kunst was, dat hij alleen maar een ticket voor een ontdekkingsreis kon aanbieden. Dat is mooi en zo heeft het voor mij gewerkt. Dat zet je op je eigen benen. Ik liet me meevoeren doorheen een wereld van nieuwe vormen, uniek gesponnen getuigenissen of verwijzingen naar oude meesters en wereldgebeurtenissen. Ik liet me raken door ongekende schoonheid of ontzetting. Maar bovenal blijft kunst me inspireren. Het haalt me uit mijn comfortzone en opent mijn blik.
Een heilige was hij niet, merkte de pastoor fijntjes op. Hij schoffeerde wel eens iemand en hij hield van vrouwen. En dan werd even tijd genomen voor vergeving…
Dat Jan Hoet ervoor koos om begraven te worden in een kerk (niet de majestueuze Sint-Baafskathedraal, maar zijn eigen parochiekerk) maakte nogal wat tongen los. Volgens de krant De Morgen had het te maken met de lelijke en ongeïnspireerde architectuur van de crematoria. Dat is maar een deel van het verhaal. Jan was gelovig, spiritueel en hield van het ritueel. Sommige media en kunstenaars hadden het er moeilijk mee.
In het tijdschrift Tertio (2011) zegt Hoet het zo: “Heel onze samenleving is doordrongen van het sacrale. Kunst en cultuur kunnen ons helpen dat in het alledaagse te ontdekken. We hebben nood aan een eigentijdse spiritualiteit en een eigentijdse beleving van religie, zonder voodoo of sekten. Dat blijft een delicate evenwichtsoefening.”
Pastoor en vriend Michel De Beer hield de toon van de mis opvallend licht en luchtig – hij kwam haast minzaam tegemoet aan het ongemak van de vele ‘papenvreters’ op dat moment. Het werd een echte viering. Er was veel dankbaarheid en warmte voelbaar voor de enthousiaste en optimistische mens die Hoet was geweest.
En toch is zo’n begrafenis een delicate evenwichtsoefening. Met alle aandacht die ik kon opbrengen, kon ik me niets voorstellen bij de parabel van de wonderbare broodvermenigvuldiging. De tekst zal ongetwijfeld goed zijn uitgezocht, maar ik heb er niets mee. Vroeger niet en nu ook niet. We zijn overgeleverd aan archaïsche gebedsvieringen als we niet op zoek gaan naar passende vormen, teksten en rituelen. Is het verlegenheid of angst voor de dood die ons daarvan weerhoudt?
Gelukkig is er de muziek. Haydn, Händel, Fauré en Arvo Pärt drukten uit wat mensen niet konden.
Sprakeloos zijn we als we iemand moeten laten gaan. Niet in staat om te zeggen dat we spijt hebben, dat we vergeven, dat we het niet begrijpen, dat we kwaad zijn, dat we alleen zijn, dat we dankbaar zijn of dat we voor altijd verbonden zijn in liefde. Behalve kleinkinderen dan. Fragiel en openhartig haalden ze bijzondere momenten aan met die gekke en wijze bompa die ze zullen missen. Of oude mensen.
De stokoude professor en schilder Marcel Maeyer – ooit leraar kunstgeschiedenis van Jan Hoet – ontsluierde een tipje van het sacrale in ons bestaan:
Kunst is Zijn. Maar Zijn wordt in onze wereld meestal verkeerd begrepen. Het is een mysterieuze kracht die veel groter is dan wij kunnen zien of begrijpen. Ik hoop dat het hier voelbaar is, in deze kerk en in verbondenheid met Jan Hoet…
Het was voelbaar. In de roerloze stilte die viel toen de kist werd binnengebracht en het geroezemoes van een kleine duizend mensen week voor een ademloze wolk van groot respect en verbondenheid.
Ik dacht aan de lessenreeks ‘Met zicht op Zijn’ die ik ontwikkeld heb. Of ik staat zal zijn om zijnskwaliteiten als basale vriendelijkheid, roerloosheid, gemak en straling kenbaar te maken.
Mijn mentor Hans Knibbe stelt het zo: ‘In contact met Zijn ben je open en val je niet meer samen met je psychologische scripts, je voelt erbarmen met het lijden in de wereld, er is oneindige liefde voelbaar die zich naar alles uitrekt. Rustend in je non duale aard ben je bijzonder vrij en present’.
‘s Anderendaags bezoeken veel mensen in hun eentje het graf van Jan Hoet op de Campo Santo. De VRT is erbij en verbaast er zich over dat zoveel ‘gewone mensen’ een laatste groet brengen. ”t Was zo ne vriendelijke mens’ zegt een oude vrouw die wellicht nog nooit een werk van Broodthaers zag.
Jan Hoet straalde als een kachel. Stefan Hertmans gebruikte dit beeld om Gerard Mortier te herdenken – nog zo’n cultuuricoon – maar ik vind het beter passen bij Jan Hoet. Hij hield van het leven, van de mensen, van zichzelf, van de kunst. En met die liefde was hij niet zo zuinig.
Ook in zijn laatste zieke jaren bleef hij onbezorgd en nieuwsgierig. Alhoewel zijn lichamelijke leed niet gering was, wou hij ieder moment dat het leven hem gegeven was, meemaken. Tot hij met de glimlach voor altijd insliep.
Ongelofelijk hé, om het met zijn stopwoordje te zeggen.
Brugge, 12 maart 2014
Dus, blijf precies hier, jullie geluksvogels !
Het is wel wat, om met 35 mensen en een leraar tien dagen lang te verwijlen bij een tekst van vijftien regels lang, geschreven door Lonchenpa, een 14e-eeuwse boeddhistische dzogchen meester.
Lectio divina heet dat: gezamenlijk een tekst lezen, exploreren en erover mediteren, ter bekrachtiging van een visie of een leer, en oorspronkelijk uitgevoerd door monniken.
Ik onthul de eerste regels:
Dus, blijf precies hier, jullie geluksvogels.
Laat los en wees gelukkig in de natuurlijke staat.
Laat je gecompliceerde leven en de alledaagse verwarring aan zichzelf,
En vanuit rust, niets doend, beschouw de aard van je geest.
Ontnuchterend vind ik het, dat ook in de 14° eeuw het leven gecompliceerd en verward was!
Ergens weten we wel dat onze geest grotendeels onrustig, vernauwd en afgeleid is. Altijd zoekend naar veiligheid, immer bewakend en op weg. Ergens weten we dat alles vergankelijk is, maar we gedragen ons alsof alles permanent is. We zijn vaak kritisch en zeurderig over wat voorbij is, en zijn bezorgd of angstig over de toekomst. Bijna altijd is er een gemis, een tekort. Zelden zijn we open naar de werkelijkheid van nu, zelden zijn we vredig en content. Het is de aard van het beestje, die geest, en hij maakt niet bepaald gelukkig. We kunnen hem niet veranderen, maar we kunnen hem wel leren zien en doorzien.
Prachtig om daarmee te oefenen in een glooiend Frans landschap, met zicht op de heuvels van de Vercors. Met Hans Knibbe, een puntige leraar die passioneel de levensvisie van de dzogchen meesters vertaalt in begrijpelijke termen. Met mensen die bereid zijn tien dagen uit hun dagelijkse gedoe te stappen om stil te zijn, te luisteren, te voelen, te mediteren, te onderzoeken, te genieten en … een glimp op te vangen van de natuurlijke staat van hun geest. Een ongecompliceerde staat die ruim, open en verpletterend rustig is. Het ultieme ‘zijn’, het gewaarzijn zelf. Altijd beschikbaar op de achtergrond, nooit weg, maar meestal bedekt onder het wolkendek van een werkerige psyche.
We oefenen met dagelijkse handelingen en bewegen vanuit ‘de doener’ en vanuit de ‘niet-doener’, en proeven het verschil. Als niet-doener helpt het wanneer je aanneemt dat je ruimte bent, alles al volmaakt is, of als je jezelf minder au sérieux neemt en de dingen aan zichzelf laat. Ik loop als niet-doener gracieus als een gazelle de trap op en af, rustig maar beslist, helemaal in contact met mezelf, de grond en de ruimte rondom mij. Maar mijn psyche maakt dit meteen verdacht: zo heilig wil ik nu ook niet zijn! Mijn oefenpartner merkt op dat ik mijn poëtische kant onderdruk… Hij op zijn beurt neemt als niet-doener veel meer ruimte in, krijgt pretoogjes en ontdekt zijn humoristische, no nonsense kant. Wat een boeiende oefening. Ok, we zijn afgestemd en op de juiste temperatuur gebracht, maar toch is het bijzonder wat er te ontdekken valt als we de greep op onszelf loslaten en in de ruimte stappen. Misschien is dat de essentie van mijn werk met mensen: het doorzien, niet het helen van de neurose, maar vooral de ervaring dat er altijd een open, vrije en onbeschadigde dimensie is die werkelijker is dan wat onze psyche kan snappen.
Een andere dag laten we onze oriëntatie op ervaring los. Alsof we het strikje in één keer losknippen, en als een mikado openklappen in een wijds landschap vol subtiliteit, vanzelfsprekendheid en ruimte.
“Probeer niet iets moois van jezelf te maken, je bent veel mooier dan dat!” Knibbe weet maar al te goed dat onze rusteloze geest telkens weer probeert iets te maken, te bereiken, wil voldoen aan. Het valt nog niet mee om helemaal zonder agenda te zijn over onszelf en de koortsstroom van onze psyche te leren zien als leegte!
En onverdroten, met telkens nieuwe woorden, nieuwe beelden, wijst hij de weg naar de non-duale en de non-problematische oerdimensie van al wat leeft. Want hoe gek zo’n retraite voor de buitenwereld wellicht is – ben ik nu zo’n rare of zijn het de andere – ergens komen we daar bijeen omdat we weet hebben van een andere, meer liefdevolle, zachte en vrije dimensie in en rondom ons. Een zijnsdimensie waarin het heerlijk vertoeven is, die we leren ontdekken en herinneren als we de greep op ons angstsysteem en onze identiteit loslaten. En we openvouwen in het gewaarzijn zelf, dat open, roerloos, helder, tijd- en grenzeloos is. Soms gebeurt dat bij toeval, als we helemaal ontspannen zijn, en geraakt worden door flarden schoonheid in de natuur of in muziek. Als we resoneren met de tederheid van een blik of een gebaar. Alsof de puzzelstukjes in elkaar vallen, en we heelheid ervaren.
Met een goede leraar en een meditatiepraktijk is het mogelijk om deze flitsen te bestendigen en meer de grondtoon te laten zijn van het bestaan: de vrije, natuurlijke staat als metgezel. Tegelijk is zelfontwikkeling op psychologisch, sociaal en intellectueel vlak onontbeerlijk, om zicht te krijgen op onze beperkingen en gewoontesystemen, aldus Knibbe.
Hoewel dit grote levenskunst is die resulteert in meer gemak en blijmoedigheid, vergt het inspanning en training. Het komt niet vanzelf in je schoot waaien. Maar mijn fascinatie is groot en mijn intuïtie zegt dat dit heel kloppend is. Het is humane spiritualiteit, verankerd in de wereld en wijds als de hemel. En ja, sinds ik in 2006 voor het eerst aanklopte bij de School voor Zijnsoriëntatie, ervaar ik meer gemak, zorgeloosheid en plezier. Meer verbondenheid, minder eilandgevoel. Een wetenschappelijk effectonderzoek wees uit dat dit geldt voor de meeste studenten van de school. Al bij al blijft het een zaak van weinig mensen – voor de gevoeligen en ernstigen onder ons, voor de stille zoekers én de moedigen. Maar het aantal groeit.
Ik herken het bij de Franse kunstenares Fabienne Verdier, wiens fascinerende, poëtische werk mij raakt, en momenteel te zien is in Brugge. Alhoewel zij zegt moeilijk woorden te vinden voor haar innerlijke bevlogenheid en transcendentale ervaringen die haar schilderijen voeden, raad ik je aan haar lezing te bekijken die ik bijwoonde, begin juni. Ik wou dat ik zoveel taal had om het onzegbare gezegd te krijgen! https://www.youtube.com/watch?v=hJq3Wh1meiA
Na een carrière van dertig jaar en tien jaar verblijf bij Chinese meesters waar zij de kalligrafie van woorden en gewaarwordingen leerde, ontwikkelde zij haar eigen abstracte kunst. Met metershoge borstels jongleert zij over een drager op de grond en vanuit een vitale kracht, l’ énergie divine, maakt zij één magische, vluchtige beweging, qui touche une éternité… Daar is heel wat studie, onderzoek en meditatie aan vooraf gegaan. Transgresser les limites du connu, par une expression vitaliste.
Vier jaar bestudeerde zij de Vlaamse primitieven, las alle studies erover, maar volgde tenslotte haar eigen innerlijke weg, haar hart en haar intuïtie. Zij vertaalde de schittering van het licht en het bijna religieuze vuur van de 15e-eeuwse meesterwerken in monumentale kleur vol trilling en diepte. Het zijn sensuele, grafische werken geworden, van een pure en intense schoonheid – de eeuwigheid van een moment. Ga kijken !
Ze is in de ban van het kunstenaarschap en de essentie van de schilderkunst en daarover neemt ze een bewonderingswaardig en persoonlijk standpunt in:
“Volgens mij moet een schilder aan zichzelf werken om zijn innerlijke pijnen of existentiële angsten om te zetten in een melodie die draaglijk is voor de anderen. Het etaleren van een soort verrotting, van onze meest afgrijselijke neuroses – zoals dat in de kunstgeschiedenis vaak voorkomt, en vandaag des te meer – maakt de mens nog zieker.”
Waar wij in de retraite de leegte of ‘dharmakaya’ onderzochten, spreekt zij lyrisch over l’énergie du néant, parfaitement vide – parfaitement plein en la perfection divine.
Net als Knibbe laat ze zich inspireren door westerse en oosterse filosofen, en overbrugt zo duizenden kilometers, van de Nederlanden tot China. Ze overspant de kloof tussen de christelijke devotionele traditie en de wijsheid van Lao Tse en Confucius. Ze raakt aan iets diep waar meer en meer mensen naar hunkeren. Dat is de sleutel van haar succes, vermoed ik. Haar werkschriften staan vol met filosofische krabbels. Ik pik er eentje uit:
Il est assez de beauté dans le fait d’être ici et nulle part ailleurs. (Pessoa)
Dus, blijf precies hier, jullie geluksvogels !
Deze blog is geïnspireerd door de 10-daagse zijnsretraite (begin juli 2013) en de visie van Hans Knibbe enerzijds, en anderzijds door de lezing, de catalogus en het werkschrift van Fabienne Verdier n.a.v. haar tentoonstelling in het Groeningemuseum en het St.-Janshospitaal van Brugge (Fabienne Verdier, het wezen van de schilderkunst – hommage aan de Vlaamse meesters, tot 25 augustus 2013)