Archive for January 2025
Zijn met angst en dood
Ik ben stervend, jij bent stervend
Wat ik aanvankelijk een boeiende uitdaging vond – mijn houding ten aanzien van dood en sterven te onderzoeken en neer te pennen – viel nog niet mee. Niet dat ik het morbide of donker vind om na te denken over sterven, maar wat kan ik daarover kwijt? Ik ben een kind van mijn tijd, van mijn cultuur en dus vervreemd van het gevoel van mijn eigen vergankelijkheid. De meeste mensen leven alsof ze nooit zullen sterven, en dat doe ik in zekere zin ook. De dood wordt zelden als een vriend of een natuurlijk gegeven beschouwd. Het diepe besef van onze eindigheid is pijnlijk. Is alles dan voor niets geweest?
Gods doel is de doelloosheid. Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen, schreef Nescio meer dan honderd jaar geleden.
Gelukkig zijn er schrijvers, dichters en spirituele leraren die ons inspireren. Gelukkig zijn er oude wijze vrouwen die aan menig sterfbed hebben gestaan en voor wie het lijden geen geheimen kent. Zo iemand is Joan Halifax (VS, 1942): boeddhistisch leraar, wetenschapper en expert in stervensbegeleiding. Ze ontwikkelde het trainingsprogramma ‘Being with Dying’ en mij raakte vooral haar boek De laatste woorden van liefde[1]. Ik buig nederig voor haar gedegen kennis en diepteblik. Alle cursieve teksten in dit artikel zijn fragmenten uit dit boek:
De dood wordt in het Westen niet gezien als een leraar met wie je enige tijd door kunt brengen. Veel meer zien wij de dood als een biologisch en moreel falen, dat op de loer ligt en ontkend en vermeden dient te worden. We hebben ons op een onnatuurlijke manier van de dood afgescheiden. Het ‘probleem dood’ moet te allen tijde vermeden worden! Maar gek genoeg kunnen lijden en dood vaak opnieuw betekenis en diepere zin geven aan de levens van mensen die diep getroffen zijn.
Onderzoek je pijn en angst
Het is niet dat we niet weten dat we sterfelijk zijn, het is eerder dat we er niet bij stil staan en het liever parkeren voor later. Onze dagelijkse, overlevingsgerichte geest grijpt naar het goede, het vertrouwde en duwt het lelijke, lastige en onbekende weg. Maar er is geen leven zonder pijn en dood, het maakt zo deel uit van ons bestaan. Het is grote levenskunst om vertrouwd te worden met het radicale, naakte en compassievolle aanschouwen van wat is, van wat zich aandient, van wat er nodig is en wat kloppend is om te doen. Het Zijnsgeoriënteerde pad biedt mooie kansen om dit te leren, al vergt het veel moed en oefening. Ook het boeddhisme heeft lijden als core business van onderzoek gemaakt: via meditatieve beoefening wordt onderzocht wat lijden is, waarom we lijden en hoe we ons ervan kunnen bevrijden.
Uit zijn eigen ervaring wist de Boeddha dat een hongerige, hatende of verwarde geest zich niet of nauwelijks bewust is van zijn verbondenheid met andere wezens. Zo’n geest is egocentrisch, alleen uit op eigenbelang, zit gevangen in narcisme en voor- of afkeer, en houdt slechts rekening met zichzelf. Pijn, angst en verdriet vragen dus nauwkeurig onderzoek.
Misschien vond de God van Nescio het makkelijker om naastenliefde te bepleiten dan mensen bij voortduring te wijzen op zijn alomtegenwoordigheid en eeuwigheid, of op de rauwheid van een onafwendbare dood. Gemakkelijk is dit niet.
Welke geest en wat voor hart kunnen zo sterk en open blijven te midden van verwarring? Kunnen we ons verdriet helemaal uiten zonder aan het verdriet te hechten? Kunnen we de pijn na een operatie volledig ervaren zonder te hechten aan de pijn? Kunnen we opluchting en vreugde ervaren zonder eraan te hechten? Kunnen we bij het onbekende blijven en tegelijkertijd blijven vertrouwen?
Over pijn en lijden
Als we het over sterven willen hebben, moeten we het hebben over pijn, verdriet en lijden. Het lijkt erop dat we hierover weinig leren als we het niet zelf doormaken of er getuige van zijn. Maar laten we realistisch zijn: het komt!
Je levensduur wordt ieder moment korter. Het voortschrijden naar de dood stopt geen moment. Iedere ademhaling, elk gesproken woord, iedere gedachte brengt je dichter bij je uiteindelijke lot. Iedere stap die je zet, brengt je dichter bij je laatste rustplaats.
Halifax maakt onderscheid tussen pijn en lijden: pijn is fysiek ongemak, terwijl lijden het verhaal is dat we rondom de pijn fabriceren.
Wanneer we (fysieke) pijn ervaren zal de ongeoefende leek verdrietig zijn, treuren en klagen. Er is veel verwarring en radeloosheid. Alsof hij door een pijn geraakt wordt en dus de pijn van twee pijlen voelt. Het is een algemeen menselijke fout om de pijl van de pijn te laten volgen door de pijn van het lijden.
Ik zie het gebeuren bij iemand die een zware, niet-risicoloze operatie moet ondergaan. Sinds de diagnose is ze fel vermagerd, ze loopt gebogen, is angstig en klaagt, ook al zijn haar werkelijke klachten niet veel veranderd. Ze lijdt meer aan de doemscenario’s in haar gedachten dan aan haar ziekte en ze beseft dit. Maar angst neemt haar dagen en nachten over. Ik heb met haar te doen. Nooit gerust in roerloosheid, onbekend met het weidse Zijn.
Het belangrijkste geschenk dat we onszelf en anderen kunnen geven als we de stap zetten en durven leven met onze eigen sterfelijkheid en met de sterfelijkheid van anderen, is zonder vrees te zijn.
Mededogen en schoonheid
Groot verdriet geeft de mogelijkheid om je te openen voor een dieper mededogen, dat een gids kan zijn naar de dood. Zonder dat lijden zou dat diepe hartsdeel van je leven je misschien nooit zijn toegevallen.
Schrijver-journalist Roek Lips leerde niet alleen buigen voor het leven, maar vond ook schoonheid, toen zijn drukke leven in één klap tot stilstand kwam bij een onverwachte diagnose, waarvoor hij maandenlang in isolatie werd behandeld.
In zijn boek Dit kan ook een goede tijd zijn[2] beweert hij dat juist op de dieptepunten van lijden schoonheid zich meer lijkt te tonen: “Schoonheid is simpel; ik maak het met mijn gedachten en oordelen zo ingewikkeld. Om echt te kunnen kijken en luisteren moet je vrij zijn. En stil. De vrijheid om stil te zijn met alles wat er is. Om schoonheid te kunnen zien en horen moet je een beetje sterven.”
Controle loslaten
Denk jij werkelijk te weten hoeveel tijd je nog hebt? De dood kan ieder moment komen.
Het komt wellicht door de leeftijd, maar de laatste jaren ben ik me meer en meer bewust van mijn sterven. Het wordt stilaan vertrouwd: mijn tijd op deze wereld wordt korter, ik ga verdwijnen. Of ik bang ben om te sterven? Niet nu, ik ben vrij gelukkig en voel geen grote noden of spijt. Maar ik hou er rekening mee dat de angst wel komt, in het ultieme loslaten. Het sterven staat zo haaks op alles waar we ons hele leven voor hebben ingezet. We hebben dat lijf verzorgd en gezond proberen te houden. We hebben alle losse flodders van onszelf bijeen geraapt, gekneed en geordend in een vorm die acceptabel lijkt. We hebben die wispelturige geest aangescherpt en proberen te begrijpen. We hebben zo ons best gedaan, om betekenisvol te zijn, om schoonheid en liefde te leven. En plots hoeft het niet meer, hoeft niets meer. We komen op onbekend terrein, volledig onthand. “Je oude identiteit wordt vermalen tot graan,” schrijft Halifax.
Een stervende is bekwaam. Vertrouw op aangeboren wijsheid en neem de controle niet over. Dat doen we meestal uit onzekerheid of eigen wantrouwen – het is ouderlijk gedrag. Je weet niet of iets wat jij beschouwt als neurotisch gedrag, toch helend kan zijn.
Daarbij beschrijft de auteur het markante verhaal van een zwaar zieke patiënte die voortdurend beweert dat ze niet doodgaat. De zorgverleners rondom haar betreuren die ontkenning en duwen haar zachtjes richting acceptatie. Haar laatste woorden zijn: “Ik ga niet dood!” waarna ze vredig stierf. Halifax beweert dat ze jaren later nog altijd niet wist of het hier om (ziekelijke) ontkenning ging of om een dieper inzicht dat een deel van haar niet zou sterven.
Rusten in niet-weten
Voor mijn gevoel bestaat de grootste oefening erin om vertrouwd te geraken met het niet-weten. Als je diep weet te rusten in niet-weten, dan ben je blij, open en ontvankelijk. Dan laat je alle beelden van jezelf en een goede dood los. Dan is er een diep vertrouwen op wat is en komt. Dan leer je naakt te staan, met open armen.
Want wat is sterven anders dan naakt staan in de wind
en samensmelten met de zon?
En wat is ophouden met ademen anders
dan de adem bevrijden van zijn rusteloze eb en vloed
(Khalil Gibran)
Veel mensen beweren dat ze niet bang zijn voor de dood, maar wel voor de pijn en de aftakeling. Leren rusten in niet-weten is ook leren rusten in de verwachting van pijn en afzien, in de mogelijkheid van alles, waarbij niets uitgesloten wordt.
Je zou euthanasie kunnen zien als een uitvinding van mensen om pijn uit te sluiten. We zijn creatief en onderlegd in het vermijden van pijn. Al ben ik dankbaar voor de mogelijkheid die we hebben in de Lage Landen. Als de pijn te lang duurt, verschrikkelijk ondraaglijk is en het einde in zicht is.
Anderzijds dromen veel boeddhisten ervan om helder en wakker te sterven, zonder pijnbestrijding. Maar is dat ook niet vasthouden aan een ideale dood?
Ik vertrouw erop dat ik omringd zal zijn door liefdevolle mensen die zullen meevoelen en mij helpen in mijn stervensproces. Ik vertrouw op mezelf en op mijn omstaanders, dat zal gebeuren of niet-gebeuren wat op dat moment zinvol, nodig of wenselijk is.
Maar misschien gebeurt ook dat niet en donder ik in een verstrooide bui gewoon van de trap: op slag dood!
Ik keer me niet af van het lijden, niet van mijn eigen lijden en niet van het lijden van de ander, want het geeft me veel: van mededogen tot een besef van urgentie. Het vertrouwen in fundamentele goedheid houdt mij drijvend wanneer een situatie hopeloos lijkt. Een vertrouwen dat mij steeds weer terugbrengt bij de onmetelijkheid van niet-weten.
Moedig, hartsvol en eigen
Ik wil me verder bekwamen om los te komen uit de kluwen van alle dagelijkse strubbelingen, om toegewijd te kijken naar mijn eigen onvolkomenheden en pijn, maar ook om mijn eigen kleur te leven. Om te doen wat ik wil.
Met deze twee waarheden ga ik zitten: de waarheid van het lijden en de waarheid van bevrijding uit het lijden. En ik probeer mij open te stellen voor wat er ‘wil’ gebeuren.
Ik weet dat ik daarvoor moet stilstaan, mezelf ruimte geven en mediteren. Zodat ik niet meer vasthoud aan mezelf, maar mezelf loslaat in complete vrijheid. Een vrijheid en grenzeloosheid die me toont dat er alleen trilling is met ontelbare frequenties, die alle vormen doet dansen. Telkens anders, telkens nieuw. Knooppunten van communicatie, noemt Hans Knibbe het. Ik kan meetrillen of toch denken dat ik apart en eenzelvig besta. Als spirituele beoefenaar weet je het wel!
In die vervlochten dans die verre van macaber is, eerder licht en blij, kan ik toch dicht bij mezelf te blijven en mijn eigen uniciteit te vieren, tonen en delen. Het is het ambivalente van niets zijn en tegelijk uniek zijn.
Het is het ‘niets zijn’, het ‘er niet zijn’, waar mensen met een bijna-doodervaring bijna allemaal over spreken. Volgens Pim van Lommel[3] hebben ze allemaal een soort heimwee naar die ervaring. Maar ik leef nog volop en ik kan het voelen: ik ben niets en tegelijk uniek.
Ook Roek Lips pleit voor die uniciteit. In ziekenhuizen en zorgomgevingen wordt je leven bepaald door data, niet gekozen dagindelingen, schraal en afgemeten contact. Hij schrijft: “Goed patiënt zijn vraagt om het vinden van een balans tussen overgave aan wat er is en van je gevraagd wordt én behoud van eigenzinnigheid. Blijven gehoorzamen aan de absoluut heilige wet in jezelf, de zin voor het eigene, binnen de voorstelling dat het geheel van de wereld een heilige, intens verbonden eenheid is.”
Ik zag het filmdebuut Julie zwijgt – de Belgische inzending voor de Oscars – en werd geraakt door de eigenheid van het hoofdpersonage. Er is iets aan de hand met het jonge tennistalent, maar wat? Ondanks de druk van haar omgeving om te praten, volgt ze haar eigen ritme en zwijgt. Haar stilte is ongemakkelijk maar heeft ook wijsheid in zich, blijkt voor haar te kloppen en naar heling te leiden. Julie worstelt, maar blijft in haar kracht en roerloze waardigheid. Een teer pleidooi om jezelf te gunnen wat je nodig hebt, wars van alle verwachtingen.
Zonder vrees, zonder ingenomenheid
Ik denk niet dat ik erin zal in slagen om ooit zonder vrees te zijn. Ik weet wel dat spirituele beoefening mij helpt om angst diep en compassievol te aanschouwen, waardoor ik er niet door overweldigd word. Dat is al wat. Maar het is door diep te rusten in roerloze, onvergankelijke openheid en te zien dat zinderende leegte de stabiele grond is van alles, dat vrees ruimte maakt voor compassie en liefde – liefde die niet kiest, maar alles omarmt. Een prachtig mysterie van bestaan en niet-bestaan, niet te vatten met de gewone geest.
Een deelnemer uit een drieweekse retraite (2020) met Hans Knibbe spreekt van een geschenk:
“Ik ben ongeneeslijk ziek en het einde van mijn leven houdt me bezig. Maar dat ik zo in mijn aard kan rusten, in mijn ongeboren aard en weet dat ook alles wat ik nu meemaak daarvan gemaakt is, dat is zo’n geschenk. Er is zo’n vreugde in niet-bestaan.” Hans Knibbe repliceert: “Het is grote gelukzaligheid, great bliss, en dat raakt niet aangetast door de afbraak in je lichaam, door de smart van afscheid nemen.”[4]
Het is de plek waar de scheiding oplost tussen subject en object, tussen levenden en doden. Het is de plek waar ik wil zijn.
Het is waar: lijden bestaat en sterven kan een enorme beproeving zijn. En het is ook waar dat menselijke wezens vrij van lijden kunnen zijn en de dood natuurlijk en eenvoudig kan zijn. Ik moet kijken vanuit een plek in mezelf, die het lijden kent, maar die tegelijkertijd het lijden overstijgt. Ik moet kijken met een hart dat zo groot is, dat het overal voor openstaat. Ook voor het vrij zijn van lijden.
Trees Dewever, Brugge, najaar 2024.
[1] Halifax J., De laatste woorden van liefde. Boeddhistische lessen over het leven en de dood, Asoka, 2014.
[2] Lips R., Dit kan ook een goede tijd zijn, Ambo/Anthos uitgevers, 2024.
[3] Pim van Lommel is cardioloog, onderzoeker en schreef in 2007 de bestseller Eindeloos bewustzijn, een wetenschappelijke visie op de bijna-doodervaring.
[4] Uit: Knibbe, H., Parels uit de schatkist van Longchenpa. Een toelichting op Een Schatkist van Overdracht door Geschriften, Asoka, 2021.